De Universiteit Utrecht organiseert drie besloten workshops over de platformeconomie. Platformen, vakbonden, wetenschappers, overheid en bedrijven zoeken oplossingen voor dilemma’s waar ze nooit eerder echt met elkaar over praatten. In de eerste sessie: het algoritme als ‘mysterieuze blackbox’.
De overheid, het bedrijfsleven, de vakbonden: de platformeconomie raakt hen allemaal en iedereen vindt er iets van. Een paar dilemma’s komen steeds terug, juist omdat de partijen er geen echte discussie over voeren. Daar wil platformexpert Martijn Arets van de Universiteit Utrecht iets aan doen.
Hij nodigt 40 stakeholders uit voor drie workshops over dilemma’s rondom de platformeconomie. Arets: “Zij komen uit allerlei vakgebieden. Tijdens de eerste sessie waren vakbonden als FNV, platformen als Roamler en Deliveroo en grote organisaties zoals TNO en KPMG aanwezig. Presentaties werden gegeven voor afgevaardigden van KPMG, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de UvA.”
Constructief debat
Tijdens de workshops leren ze elkaar kennen en gaan ze in debat. “Het moeten constructieve discussies worden”, benadrukt Arets. “Iedereen heeft een mening, maar de stakeholders praten nauwelijks echt met elkaar. Ze moeten uiteindelijk samen tot oplossingen komen, daar wil ik ze van bewust maken.”
De eerste discussiedag ging over de transparantie van algoritmes. Of eigenlijk het gebrek eraan. Arets: “Het is onduidelijk hoe platformen nu precies een match maken tussen vraag en aanbod. Een algoritme is voor velen een mysterieuze blackbox en dat zorgt voor wantrouwen.”
Urgentie van transparantie
Openheid over het algoritme is om twee redenen lastig. Ten eerste omdat het algoritme essentieel is voor een platform: de app met het beste systeem om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, wint. Het is dus concurrentiegevoelig.
Ten tweede willen gebruikers vaak helemaal niet weten hoe dat algoritme precies in elkaar zit. Zo’n uitleg is veel te ingewikkeld en draagt niet bij aan het vertrouwen. De platformvertegenwoordigers uit het panel geven ook aan dat zij en de meeste van hun concurrenten best kunnen uitleggen hoe hun algoritme werkt als ernaar gevraagd wordt. Maar in de praktijk belt bijna nooit een gebruiker op om te vragen hoe het werkt.
“Pas als er problemen ontstaan, wordt het urgent voor platformen”, zegt Arets. Hij vertelt dat taxi-app Uber bijvoorbeeld soms prijzen laat stijgen zodra het algoritme merkt dat je echt niet zonder kunt. Of FNV, dat in de rechtszaak tegen Deliveroo beweerde dat bezorgers benadeeld worden als ze vaak klussen afwijzen. “Deliveroo ontkende dit. En daarmee eindigde de discussie. Het viel namelijk niet te controleren. Resultaat: wantrouwen tegen het platform.”
KPMG en de algoritme-accountant
Het is verstandig om dit soort discussies vóór te zijn, vindt Arets. “Wees proactief met je uitleg. Consumenten worden zich steeds meer bewust van verantwoordelijkheid en privacy.”
Hoe je dat het best kunt doen, daarover gaf onder andere Frank van Praat van KPMG een presentatie. Hij legt uit dat het vooral draait om uitlegbaarheid.
Dat wil zeggen dat je niet je hele systeem uit de doeken hoeft te doen. Juist niet. Het gaat erom dat je vertelt welke keuzes gemaakt worden en wat dit betekent voor het individu.
Op een platform voor oppassers is het bijvoorbeeld best logisch dat jouw rating omlaag gaat als je drie keer te laat komt. Maar daar moet je wel duidelijk over zijn naar de gebruikers.
Bijsluiters
Van Praat pleit dus voor een soort ‘bijsluiter’: een algemene toelichting van de risico’s met een simpele uitleg over welke keuzes een algoritme maakt en waarom. Die moet wel begrijpelijk zijn: gebruikers moeten zo’n uitleg ook daadwerkelijk lezen.
Verder vindt hij een ‘algoritme accountant’ een goed idee, als de verantwoordelijkheid voor betrouwbare algoritmes maar bij de gebruiker ligt. Van Praat: “De taak van een accountant is dus vooral toetsen of de gebruiker van algoritmes op betrouwbare wijze (lees: conform wat er op de bijsluiter staat) te werk gaat.”
Regeldruk en innovatie
Niet iedereen is dat met hem eens. Controle kost tijd en geld. Platformondernemers vragen zich af of die regeldruk proportioneel is. Zeker als het gaat om apps die met minder gevoelige data werken. En de partijen zijn bang dat te veel controle innovatie tegenhoudt.
“Er is nog weinig ervaring op het gebied van algoritmes en accountancy”, vat Arets samen. “Het is belangrijk om na te denken over de impact van algoritmes en wat het risico is dat er iets mis gaat. Op basis daarvan kun je bepalen welke algoritmes je moet controleren, en welke niet.”
“Ook moet je je afvragen of je in regeldruk onderscheid moet maken tussen digitale en niet digitale tussenpersonen”, zegt hij. “Je hoeft niet iets te doen alleen omdat het kan.”
In plaats van tegenover elkaar te staan moeten maaltijdbezorgplatformen en vakbonden de vraagstukken rond de platformeconomie beter samen en op een constructieve manier oplossen, zo bepleit Martijn Arets.
Afgelopen week bracht FNV het rapport ‘Riders verdienen beter – de maaltijdbezorgsector van Nederland’ uit. In dit rapport rekenen zij op basis van een eigen onderzoek uit welk bedrag bezorgplatformen aan de maatschappij en de koeriers onttrekken door te kiezen voor het freelance model en zich niet aan de CAO te houden.
Als je het rapport goed leest en door het creatief met CAO goochelen heen prikt, dan maakt FNV onbewust reclame voor deze platformen. En laat het zien dat dat verschil wel meevalt en je zeker als jongere via een platform veel meer kunt verdienen dan oorspronkelijk in de markt mogelijk was.
De kern van de goocheltruc zit in de cao’s die in de berekening zijn gebruikt. Bij de berekeningen van de verdiensten van wat riders verdienen en zouden moeten verdienen staat de TLN-cao centraal. Deze claim is gebaseerd op het gegeven dat de koeriers goederen van anderen vervoeren. Detail: UberEats koeriers doen dit overigens juridisch gezien niet, maar daar zal ik verder niet op ingaan. Het bruto minimumloon bij 22 jaar, de leeftijd die FNV in de berekening gebruikt, is 14,99. Alle platformen zitten hier onder.
Veel werk dat via platformen wordt uitgevoerd is niet nieuw, de manier waarop de transactie tot stand komt: die is nieuw. Dus leek het mij interessant om eens te kijken hoe niet-platform bezorgers worden betaald. Immers: als UberEats en Deliveroo minder zouden betalen dan de bezorger van Domino’s (het bedrijf dat vorig jaar een omzet had van 2,59 miljard en 136,2 miljoen winst), dan zou dit inderdaad een achteruitgang in de markt betekenen.
Wat ik daar ontdekte is dat Domino’s bezorgers niet volgens de TNL-cao, maar volgens de Horeca-coa worden betaald. Zij vervoeren geen goederen van een ander, maar die van het restaurant. En die cao is een heel stuk minder interessant, zeker voor jonge koeriers.
Tot 1.976 ervaringsuren bij een zelfde werkgever verdien je in de horeca het Wettelijk Minimum Loon. Met een bruto uurtarief variërend van 2,99 (!!) per uur (15 jaar) tot maximaal 9,94 per uur (21 jaar en ouder).
Je zou daarmee kunnen zeggen dat maaltijdbezorgplatformen profiteren van een zwakke horeca-cao en dat riders via een platform gemiddeld meer verdienen dat de gemiddelde rider in die sector. Even los van de discussie over verzekering, die natuurlijk ook heel relevant is. Zowel Uber als Deliveroo bieden ook een verzekering aan, al heb ik geen inzicht (lees: tijd) om hier een vergelijking van te maken. Een aantal berichten op fora van Domino’s lezend over hoe tevreden zij zijn over verzekeringen en omgaan met ziek zijn, laat ook zien dat de vergelijking van platformen versus een ideale eerlijke wereld niet helemaal gelijk opgaan.
Pensioen opbouwen doe je in de horeca-cao overigens pas na 21 jaar. Daarnaast zijn veel riders jong en met de heffingskorting die zij ontvangen en het gemiddeld (weinig) aantal uren dat zij werken, zullen zij sowieso weinig belasting betalen.
Laat je niet gek maken
Bovenstaande berekening laat zien dat je altijd kritisch moet zijn en na moet blijven denken wie de afzender van de boodschap is en wat het belang van de afzender is in het stuk. In dit stuk is het duidelijk dat FNV een duidelijk statement wil maken, maar door zo opzichtig te overdrijven (er worden meer aannames als feit in het rapport gepresenteerd), slaan ze wat mij betreft de plank mis. En dat is zonde, omdat de onderliggende vragen die FNV in het stuk aan de orde stelt wel degelijk belangrijke vragen zijn, al is een aantal daarvan niet platform specifiek.
Deliveroo geeft op zijn beurt aan dat uit eigen berekeningen blijkt dat bezorgers een stuk meer verdienen dan in het FNV rapport wordt opgegeven. Ook zij hebben twee onderzoeken naar de impact van het bedrijf laten uitvoeren. Volgens Deliveroo blijkt uit een onderzoek van Capital Economics onder meer dat de bijdrage van Deliveroo aan de economische groei in Nederland (gemeten aan het bruto binnenlands product) 26,8 miljoen euro is. Ook claimt het platform dat het bijdraagt aan de creatie van 2.100 extra banen in de restaurantsector.
Veel tegenstrijdige berichten, het is tijd voor een volwassen discussie. En tijd voor onafhankelijke feiten.
Wat Deliveroo zou moeten doen
Veel discussies lopen uit op welles nietes discussies. FNV zegt dat het algoritme koeriers minder klussen geeft wanneer deze veel opdrachten weigeren. Deliveroo zegt dat dit niet waar is. FNV stelt dat koeriers ontevreden zijn, Deliveroo met de ZZP constructie goedkoper uit is, Deliveroo weerlegt dit. Dat schiet niet op. Ik denk dat het op korte termijn goed zou zijn wanneer Deliveroo feiten (en cijfers) op tafel gaat leggen en eventueel met behulp van een ‘trusted 3rd party’ met bewijzen komt. Ik snap overigens echt niet dat de rechter in de eerste zaak het oké vond dat die onduidelijkheid er was. Dat was namelijk echt niet nodig.
Wat FNV zou moeten doen
Het zou FNV sieren wanneer ook zij de strijdbijl, waar nu iets te enthousiast mee wordt rondgezwaaid, even aan de kant legt. De punten waar FNV zich zorgen over maakt zijn namelijk in veel gevallen relevant, maar de waas van activisme rondom de boodschap leidt af van de kern. En dat is zonde. Want door de FNV berichten heen zijn twee grove lijnen te ontdekken:
de onvrede van FNV over ZZP’ers die in hun ogen geen ZZP’er zouden moeten zijn;
de zorg over platform specifieke gevaren voor de kwetsbare individu.
Vraag 1 is een niet platform specifieke discussie. De regelgeving rondom ZZP’ers is onduidelijk en handhaving ontbreekt. Dat is een gevecht dat op een ander niveau zal moeten worden gevoerd. Want als dat het platform debat vanuit vakbonden overschaduwd, dan laten ze een grote kans liggen.
Die grote kans gaat over punt 2: de platform specifieke vraagstukken. Want die zijn er wel degelijk. Zoals:
De invloed van het werken voor stuksloon op het gedrag (en de veiligheid) van maaltijdbezorgers;
De invloed van algoritmisch management op maaltijdbezorgers en verkeersveiligheid. Uit de resultaten van onderzoek 1 en 2 moet duidelijk worden of, en zo ja onder welke voorwaarden, stuksloon een goed idee is of niet;
De unieke kans die platformen bieden om via een algoritme accountant realtime transparantie te hebben in besluitvormingsprocessen van het algoritmisch management. Dit is onmogelijk bij een offline matchmaker, hier ligt een kans;
De mogelijkheid initiatieven te ondersteunen waarbij aanbieders baas worden en blijven van de eigen data. (waarbij eerst moet worden onderzocht of dit überhaupt van waarde is, daar ben ik nog heel benieuwd naar)
Constructief overleg
Het lijkt mij goed en noodzakelijk dat de maaltijdbezorgplatformen en vakbonden deze vraagstukken op een constructieve manier (als het met gesloten deuren bij de workshops die ik organiseer kan, dan moet het in de openbaarheid ook vast lukken) samen met de wetenschap oppakken. Alle partijen zijn nog op zoek en hebben het gouden ei nog (lang) niet gevonden. Samen experimenteren en samen leren van wat het beste werkt is dan helemaal niet zo’n gek idee. Want ook al lopen de meningen, als je de media mag geloven, flink uiteen uiteindelijk werken bij alle stakeholders slimme en welwillende mensen die verder willen. En dat is precies wat dit debat nodig heeft.
Goedemorgen! Afgelopen week heeft deze nieuwsbrief de grens van 700 abonnees doorbroken, mooi om te zien dat er steeds meer interesse is in (duiding van) de platformeconomie. Ook heb ik weer mooie stappen gezet met de voorbereiding van een onderzoek dat ik in Q1 2020 wil starten rondom de portabiliteit en continuïteit van online ratings in de kluseconomie. Binnenkort hier over meer. Mocht je nu al vragen hebben, stuur een reply op deze mail. Ook nog een ander nieuwtje en dat is dat ik per half September ook tweewekelijks een Engelse nieuwsbrief over de platformeconomie zal gaan versturen, om zo ook internationaal bij te dragen aan het debat. Deze wekelijkse nieuwsbrief blijft uiteraard gewoon bestaan. In de Engelse edities zal een selectie van wat in de Nederlandse is gepubliceerd voorbij komen. Voor nu: fijne week!
Intricacies of Doing Research on Sharing Platforms: Theory, Methodology, and Pitfalls
Wanneer het gaat over de ontwikkeling en strategie van de platformeconomie wordt vaak alleen gekeken naar de platformen en de ondernemers die aan het roer staan. Naar de rol van de overheid en andere variabelen wordt nauwelijks gekeken. Een gemiste kans, omdat de platformeconomie zich niet op een andere ‘van scratch’ planeet bevindt.
Tijdens de 6th International Workshop on the Sharing Economy die ik twee weken geleden (mede) organiseerde gaf professor Pinar Ozcan een heel interessante presentatie over de “market entry strategies, growth challenges, and the role of local institutions and trade associations” in de platformeconomie. Hoewel ik mij die dagen bepaald niet verveelde, kon ik niet de kans voorbij laten gaan om deze keynote (en die van Timm Teubner over vertrouwen en reputatie, ook een aanrader) op video vast te leggen en te delen op mijn YouTube kanaal. Waar je overigens nog ruim 300 andere video’s over de platformeconomie kunt vinden.
In een van de onderzoeken die zij presenteert wordt de start van Uber en Airbnb in de UK, Nederland en Egypte vergeleken. Hier komen een aantal erg interessante bevindingen uit. Uiteraard is het aan te raden om (zeker de eerste 20 minuten van) de video zelf te bekijken, maar hierbij alvast wat mij het meest opviel:
De institutionele context in een land is van grote invloed op de strategie van een platform wanneer het een land binnenkomt;
De toegevoegde waarde van platformen als Uber is het grootst in landen met minder ontwikkelde instituties. Zo is in landen waar weinig achtergrond informatie van aanbieders beschikbaar is (zoals een VOG) het reputatie systeem en GPS een suboptimale, maar ‘beter dan niets’ vervanger en daarmee beter dan wat er was;
In rijtjes met ‘onder welke condities kan een platform in een sector het makkelijkst aarden’ staat ‘lage toetredingsdrempels voor vraag en aanbod’. Wat mij opviel dat wanneer Uber in Egypte actief wilde worden, zij hebben geïnvesteerd in GPS dekking in het land en het verbeteren van de wegen. Daarmee creëerden zij een omgeving waar de toetredingsdrempels werden verlaagd, maar wel met een flinke investering vooraf. Oftewel: wil je een markt in waar de drempels hoog zijn, dan is het de moeite waard om te onderzoeken of de investering om deze te verlagen het waard is;
In Nederland is een branchevereniging voor platformen nooit van de grond gekomen. Zelfs nu de kluseconomie aan het groeien is, is er nog geen serieus aanspreekpunt. In de UK heeft de overheid nagenoeg op dag 1 een branchevertegenwoordiging opgezet, waardoor het veel eenvoudiger was om als overheid en andere instituties met deze ‘nieuwe’ sector in gesprek te gaan en afspraken te maken. Nadeel is wel dat je al vanaf het begin de spelregels van wat wel en niet onder deze ontwikkeling valt moet bepalen. Ik denk dat het nog steeds een goed idee is om vanuit de Nederlandse overheid zo iets op te zetten. Dan kunnen de gesprekken en onderzoeken ook beter worden gecoördineerd en krijgt iedereen een gelijke kans.
Intricacies of Doing Research on Sharing Platforms: Theory, Methodology, and PitfallsHeeft FNV een flater geslagen met rechtszaak tegen Helpling? | Het Parool
Afgelopen week was de uitspraak van de zaak FNV <> Helpling. Toen de zaak bekend werd gemaakt eind oktober vorig jaar schreef ik al deze blog, waarin ik pleitte dat a) er (onnodige) feitelijke onjuistheden zaten in het persbericht over de dagvaarding, b) Helpling niets tot weinig nieuws doet t.o.v. traditionele bemiddelaars voor thuisschoonmaak en c) al zou FNV winnen, de schoonmaakster er niets mee op zou schieten.
Dan nu de uitspraak. Helpling is volgens deze uitspraak geen werkgever, de schoonmaaksters werken terecht volgens de regeling Dienstverlening aan Huis. Opvallend genoeg kwam dit deel van de uitspraak niet voor in de koppen van de media die over de zaak schreven. Waar wel over werd geschreven (misschien gunnen de journalisten FNV ook eens een overwinning ;-)) was het gegeven dat de rechter heeft besloten dat Helpling geen prikbord is, maar een bemiddelaar. Naar mijn mening absoluut terecht, maar dan meer vanuit een functioneel perspectief bekeken: een prikbord / database met vraag en aanbod zou simpelweg niet werken. Met als gevolg dat het platform zich moet confirmeren aan de Waadi en voor de geleverde diensten geen vergoeding mag vragen aan de werkende. In veel media wordt gesproken over een bom onder het businessmodel. Dat is natuurlijk onzin: de kans is 99% dat Helpling de vergoeding in het ‘nieuwe’ model in rekening brengt bij de klant. Vestzak-broekzak en uiteindelijk zal het bedrag dat de schoonmaakster overhoudt en het bedrag dat de klant moet betalen hetzelfde blijven.
Het probleem bij werkzaamheden als thuisschoonmaak is dat de klant (de consument) niet het bedrag wil betalen waarvoor de schoonmaakster een fatsoenlijk inkomen +secundaire voorwaarden kan hebben. Dat was al zo en daar zal een platform weinig aan veranderen. Wat moet gebeuren is erkennen dat de situatie zo is en daar op acteren. Dan zijn er twee keuzes: accepteren dat deze groep kwetsbaar is en geen toegang heeft tot bepaalde voorzieningen, of vanuit de overheid subsidie geven op de gewerkte uren tot het gewenst minimum. In België doen ze dat met de dienstencheques en in Scandinavië met belastingkorting. Beiden voorbeelden van subsidie, waar aan ten grondslag ligt de erkenning van de kwetsbaarheid van deze groep.
Wat deze zaak zegt over platformen en arbeidsverhoudingen
Behalve dat uit deze zaak komt dat het platform een bemiddelaar is, is er nog een belangrijk iets dat ik heb ontdekt. En dat is: hoe meer de platform technologie uit de verf komt in het maken van een transactie (en de transactiekosten verlaagt), hoe waarschijnlijker het is dat in het huidige systeem de rechter zal oordelen dat het gaat om een arbeidsrelatie.
Hoe zit dat? Platformen zijn marktmeesters en creëren een omgeving waarin de transactie op een zo eenvoudig, snelle en goedkope manier tot stand kan komen. Daarvoor heeft een platform veel instrumenten in huis: algoritmes, GPS, gamification, dynamic pricing en ga zo maar door. Bij een platform als Helpling is de toegevoegde waarde van het platform minimaal: het betreft een geplande transactie, mensen wonen bij elkaar in de buurt, het betreft een repeterende transactie tussen een zelfde vrager een aanbieder, er is veel vertrouwen nodig tussen vraag en aanbod (en daardoor minder vertrouwen in het platform zelf) en ga zo nog maar even door. Daardoor kan Helpling zich minimaal onderscheiden van niet-platform bemiddelaars. Er worden wel degelijk transactiekosten verlaagd en verlegd, maar dat is minimaal. Het gaat ook veel meer om de mens dan om de optimalisatie van de dienst.
Bij een platform als Uber is dat heel iets anders. Daar wordt het hele arsenaal aan middelen die een platform in kan zetten ingezet. Vraag en aanbod is dynamisch, het gaat om een spontane en eenmalige transactie, veelal een kort durende transactie, vervolgtransacties vinden nagenoeg nooit plaats tussen een zelfde vrager en aanbieder, dynamische prijzen en gamification sturen het vraag en aanbod op het platform en de dienst is zo duidelijk afgekaderd, dat het relatief eenvoudig (even los van de vraag of het wenselijk is) is om geautomatiseerde arbitrage te laten plaatsvinden. Maaltijdbezorgplatformen hebben trouwens nog een extra dimensie: aangezien je daar niet 2, maar 3 zijden hebt die aan de marktplaats deelnemen: vraag, aanbod (restaurant) en koeriers. Hoewel de zijden van de marktplaats veel ruimte hebben om wel of niet op een aanbod in te gaan en wel of niet te werken wanneer zij willen, is er wanneer zij deelnemen aan een transactie minimale ruimte voor eigen inbreng. Dit zou immers de boel in de war gooien. Bij deze meer on demand platformen zou je dus kunnen zeggen dat het vooral gaat om de dienst die wordt geleverd en het nagenoeg er niet toe doet wié die dienst uitvoert.
Je zou dan kunnen zeggen dat hoe meer de platform technologie uit de verf komt in het maken van een transactie (en de transactiekosten verlaagt), hoe minder de aanbieder ruimte heeft om de uitvoer van de transactie een eigen draai te geven. En daarmee de kans het grootst is dat het platform voor werkgever wordt aangezien. Juist omdat in veel van dit soort discussies de bemoeienis van het platform wordt gezien als iets onwenselijks, terwijl die ‘bemoeienis’ juist hetgeen is dat de transactiekosten verlaagd en de technologie uniek maakt.
UK competition regulator puts brake on Amazon’s Deliveroo deal – Reuters
“Britain’s competition regulator has stepped in to pause Amazon’s deal with online food delivery group Deliveroo while it considers launching a full investigation.”
Een paar weken geleden werd bekend dat Amazon samen met een aantal andere investeerders 575 miljoen dollar in Deliveroo wilde investeren. In deze post blikte ik vooruit waarom dit een interessante combi kon zijn. En nu heeft de Engelse ACM deze investering on hold gezet. Een opmerkelijke en interessante stap.
De uitdaging wanneer je het hebt over marktmacht van platformen is dat zij in veel verschillende sectoren tegelijk opereren en veelal de winst uit een sector herinvesteren in een andere sector. Daarnaast zijn ze erg goed in het relativeren van het marktaandeel. ‘We maken geen chips, maar gezouten koekjes — en op die markt zijn we piepklein’ is een truc waar tech bedrijven erg bedreven in zijn.
Met de opkomst van de platformeconomie denk ik dat we op een hele andere manier naar mededingingsrecht moeten gaan aankijken, maar dat dit zeker een hele belangrijke rol kan spelen in het er voor zorgen dat platformen en tech bedrijven zich volgens onze regels gaan gedragen. Aan de andere kant liggen er natuurlijk ook vraagstukken hoe freelancers (aanbod) zich beter kunnen organiseren en daarmee ook weren tegen de inkoopmacht van platformen. Nu is dat nog verboden vanuit het mededingingsrecht, hier moet ook een ei over worden gelegd.
Genoeg interessante vraagstukken voor het mededingingsrecht de komende jaren….
Uber Eats courts smaller European restaurants with new offer – Reuters
“Uber Eats is opening up its platform to more restaurants in Europe that prefer to use their own delivery staff, seeking the business of smaller, independent restaurants as it battles Just Eat and Takeaway.com in a crowded market.”
Deliveroo zette een jaar geleden een vergelijkbare stap. In dit stuk zette ik uiteen waarom deze stap de beste of meest domme keuze ooit was.
Ik ben zelf erg benieuwd in hoeverre klanten trouw zijn aan de UberEats app, of gebruik maken van meerdere apps tegelijk. De restaurants zullen naar verwachting niet heel trouw zijn en gebruik maken van de verschillende platformen, wat je ook ziet gebeuren bij bijvoorbeeld taxi chauffeurs in de Verenigde Staten. De vraag is dan ook hoe je in deze competitieve markt een unieke propositie kunt opbouwen en behouden en daar ook nog een gezonde business aan over houden.
Deze week kwam ook dit bericht voorbij: “Uber looks to recruit Japan’s elderly for food delivery”. Ook deze markt staat dus niet stil….
Fijn stuk waarin duidelijk wordt uitgelegd wat algoritmes zijn en waar de uitdagingen liggen. Lees ook de comments, deze zijn (zoals meestal het geval bij De Correspondent), ook erg interessant.
Eigen publicaties
FNV, laat je niet gek maken door de platformeconomie. – ZiPconomy
Mijn stuk over het rapport over maaltijdbezorging dat FNV welke ik vorige week hier deelde, verscheen vorige week ook als blog op ZiPconomy. De inleiding:
“In plaats van tegenover elkaar te staan moeten maaltijdbezorgplatformen en vakbonden de vraagstukken rond de platformeconomie beter samen en op een constructieve manier oplossen, zo bepleit Martijn Arets.”
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Na een van de drukste weken in mijn leven is het een klein wonder dat deze nieuwsbrief braaf om 08:00 uur op de digitale deurmat ligt. Vorige week organiseerde (en modereerde en presenteerde) ik een multi stakeholder sessie over de portabiliteit van reputatie data, een public event in TivoliVredenburg over de inclusieve platformeconomie en de 6th International Workshop on the Sharing Economy. Dat allemaal in 3 dagen. Alledrie zijn waanzinnig verlopen, maar het was wel intens. De reden dat ik toch de ‘pen’ in ben geklommen en flink wat extra research heb gedaan is omdat FNV een rapport over maaltijdbezorging uitbracht waar ik iets van móest zeggen. Dat stuk is dan, naast een stuk over de algoritme accountant, het grootste stuk van deze editie. In het stuk doe ik een voorstel aan beide partijen om dit vraagstuk nu eindelijk eens volwassen en constructief op te pakken. We gaan het meemaken. Fijne week!
Wantrouwen in de platformeconomie: hebben we een “algoritme-accountant” nodig? – ZiPconomy
Even geleden organiseerde ik een multi stakeholder workshop over het concept van de algoritme accountant. Een concept waarmee de intransparantie en daarmee ook het wantrouwen rondom algoritmes kan worden aangepakt.
In dit stuk worden de meest interessante en relevante bevindingen gedeeld. Naast een stuk over toepassing ook een aantal belangrijke vragen. Want dat we algoritmes transparant willen hebben klinkt misschien als een no-brainer, maar de vragen van ‘moeten we dit altijd willen’, ‘wie zit hier op te wachten’ en ‘legt dit geen buiten proportionele regeldruk op’ zijn minstens zo relevant.
‘Maaltijdbezorgers financieel uitgeknepen, krijgen veel te weinig loon’ | RTL Nieuws
Afgelopen week bracht FNV het rapport ‘Riders verdienen beter – de maaltijdbezorgsector van Nederland’ uit. In dit rapport rekenen zij op basis van een eigen onderzoek uit welk bedrag bezorgplatformen aan de maatschappij en de koeriers onttrekken door te kiezen voor het freelance model en zich niet aan de CAO te houden. Als je het rapport goed leest en door het creatief met CAO goochelen heen prikt, dan maakt FNV onbewust reclame voor deze platformen. En laat het zien dat dat verschil wel meevalt en je zeker als jongere via een platform veel meer kunt verdienen dan oorspronkelijk in de markt mogelijk was.
De kern van de goocheltruuc zit het in de cao’s die in de berekening zijn gebruikt. Bij de berekeningen van de verdiensten van wat riders verdienen en zouden moeten verdienen staat de TLN-cao centraal. Deze claim is gebaseerd op het gegeven dat de koeriers goederen van anderen vervoeren. Detail: UberEats koeriers doen dit overigens juridisch gezien ook, maar daar zal ik verder niet op ingaan. Het bruto minimumloon bij 22 jaar, de leeftijd die FNV in de berekening gebruikt, is 14,99. Alle platformen zitten hier onder.
Veel werk dat via platformen wordt uitgevoerd is niet nieuw, de manier waarop de transactie tot stand komt: die is nieuw. Dus leek het mij interessant om eens te kijken hoe niet-platform bezorgers worden betaald. Immers: als UberEats en Deliveroo minder zouden betalen dan de bezorger van Domino’s (het bedrijf dat vorig jaar een omzet had van 2,59 miljard en 136,2 miljoen winst), dan zou dit inderdaad een achteruitgang in de markt betekenen.
Wat ik daar ontdekte is dat Domino’s bezorgers niet volgens de TNL-cao, maar volgens de Horeca-coa worden betaald. Zij vervoeren geen goederen van een ander, maar die van het restaurant. En die cao is een heel stuk minder interessant, zeker voor jonge koeriers.
Tot 1.976 ervaringsuren bij een zelfde werkgever verdien je in de horeca het Wettelijk Minimum Loon. Met een bruto uurtarief variërend van 2,99 (!!) per uur (15 jaar) tot maximaal 9,94 per uur (21 jaar en ouder).
Je zou daarmee kunnen zeggen dat maaltijdbezorg platformen profiteren van een zwakke horeca-cao en dat riders via een platform gemiddeld meer verdienen dat de gemiddelde rider in de sector. Even los van de discussie over verzekering, die natuurlijk ook heel relevant is. Zowel Uber als Deliveroo bieden ook een verzekering aan, al heb ik geen inzicht (lees: tijd) om hier een vergelijking van te maken. Een aantal berichten op fora van Domino’s lezend over hoe tevreden zij zijn over verzekering en omgaan met ziekt zijn laat ook zien dat de vergelijking van platformen versus een ideale eerlijke wereld niet helemaal gelijk opgaan.
Pensioen opbouwen doe je in de horeca-cao overigens pas na 21 jaar. Daarnaast zijn veel riders jong en met de heffingskorting die zij ontvangen en het gemiddeld (weinig) aantal uren dat zij werken, zullen zij sowieso weinig belasting betalen.
Laat je niet gek maken
Bovenstaande berekening laat zien dat je altijd kritisch moet zijn en na moet blijven denken wie de afzender van de boodschap is en wat het belang van de afzender is in het stuk. In dit stuk is het duidelijk dat FNV een duidelijk statement wil maken, maar door zo opzichtig te overdrijven (er worden meer aannames als feit in het rapport gepresenteerd), slaan ze wat mij betreft de plank mis. En dat is zonde, omdat de onderliggende vragen die FNV in het stuk aan de orde stelt wel degelijk belangrijke vragen zijn, al is een aantal daarvan niet platform specifiek.
Deliveroo geeft op zijn beurt aan dat uit eigen berekeningen blijkt dat bezorgers een stuk meer verdienen dan in het FNV rapport wordt opgegeven. Ook zij hebben twee onderzoeken naar de impact van het bedrijf laten uitvoeren. Volgens Deliveroo blijkt uit een onderzoek van Capital Economics onder meer dat de bijdrage van Deliveroo aan de economische groei in Nederland (gemeten aan het bruto binnenlands product) 26,8 miljoen euro is. Ook claimt het platform dat het bijdraagt aan de creatie van 2.100 extra banen in de restaurantsector.
Veel tegenstrijdige berichten, het is tijd voor een volwassen discussie. En tijd voor onafhankelijke feiten. (er is maar 1 persoon op aarde die het concept alternatieve waarheid blijft verdedigen ;-)).
Wat Deliveroo zou moeten doen
Veel discussies lopen uit op welles nietes discussies. FNV zegt dat het algoritme koeriers minder klussen geeft wanneer deze veel opdrachten weigeren. Deliveroo zegt dat dit niet waar is. FNV zegt dat koeriers ontevreden zijn, Deliveroo met de ZZP constructie goedkoper uit is en bedrag x per uur verdienen, Deliveroo weerlegt dit. Dat schiet niet op. Ik denk dat het op korte termijn goed zou zijn wanneer Deliveroo feiten (en cijfers) op tafel gaat leggen en eventueel met behulp van een ’trusted 3rd party’ met bewijzen komt. Ik snap overigens echt niet dat de rechter in de eerste zaak het oké vond dat die onduidelijkheid er was. Dat was namelijk echt niet nodig.
Wat FNV zou moeten doen
Het zou FNV sieren wanneer ook zij de strijdbijl, waar nu iets te enthousiast mee wordt rondgezwaaid, even aan de kant legt. De punten waar FNV zich zorgen over maakt zijn namelijk in veel gevallen relevant, maar de waas van activisme rondom de boodschap leidt af van de kern. En dat is zonde. Want door de FNV berichten heen zijn twee grove lijnen te ontdekken:
de onvrede van FNV over ZZP’ers die in hun ogen geen ZZP’er zouden moeten zijn;
de zorg over platform specifieke gevaren voor de kwetsbare individu.
Vraag 1 is een niet platform specifieke discussie. De regelgeving rondom ZZP’ers is onduidelijk en handhaving ontbreekt. Dat is een gevecht dat op een ander niveau zal moeten worden gevoerd. Want als dat het platform debat vanuit vakbonden overschaduwd, dan laten ze een grote kans liggen.
Die grote kans gaat over punt 2: de platform specifieke vraagstukken. Want die zijn er wel degelijk. Zoals:
De invloed van het werken voor stuksloon op het gedrag (en de veiligheid) van maaltijdbezorgers;
De invloed van algoritmisch management op maaltijdbezorgers en verkeersveiligheid. Uit de resultaten van onderzoek 1 en 2 moet duidelijk worden of, en zo ja onder welke voorwaarden, stuksloon een goed idee is of niet;
De unieke kans die platformen bieden om via een algoritme accountant realtime transparantie te hebben in besluitvormingsprocessen van het algoritmisch management. Dit is onmogelijk bij een offline aanbieder, hier ligt een kans;
De mogelijkheid initiatieven te ondersteunen waarbij aanbieders baas worden en blijven van de eigen data. (waarbij eerst moet worden onderzocht of dit überhaupt van waarde is, daar ben ik nog heel benieuwd naar)
Het lijkt mij goed en noodzakelijk dat de maaltijdbezorg platformen en vakbonden deze vraagstukken op een constructieve manier (als het met gesloten deuren bij de workshops die ik organiseer kan, dan moet het in de openbaarheid ook vast lukken) samen met de wetenschap oppakt. Alle partijen zijn nog op zoek en hebben het gouden ei nog (lang) niet gevonden. Samen experimenteren en samen leren van wat het beste werkt is dan helemaal niet zo’n gek idee. Want ook al lopen de meningen als je de media mag geloven flink uiteen, uiteindelijk werken bij alle stakeholders slimme en welwillende mensen die verder willen. En dat is precies wat dit debat nodig heeft.
Bij de 6th International Workshop on the Sharing Economy die ik vorige week mede organiseerde werden 76 paper van onderzoekers uit 23 landen gepresenteerd. Via deze link kom je bij een PDF uit van 150 pagina’s waar alle abstracts van de presentaties zijn verzameld. Scroll eens door de inhoudsopgave heen en pak de stukken er uit die voor jou relevant zijn.
Voor een nieuwsbrief van de Kamer van Koophandel werd ik geïnterviewd over onder welke voorwaarden ondernemers zich kunnen begeven in de platformeconomie.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Komende week gaat er een hoop kennis over de platformeconomie worden uitgewisseld in 3 events die ik (mede) organiseer. Donderdag de multi stakeholder workshop met 3 interessante sprekers en een panel over portabiliteit reputatie data en in de avond een public event in TivoliVredeburg met Peter Baeck van Nesta, José van Dijck, vertegenwoordigers van de Zweedse social services, de co-founder van de onafhankelijke reputatie tool Deemly en Ronald van den Hoff van Seats2Meet. Vrijdag en zaterdag volgt de 6th International Workshop on the Sharing Economy met 110 deelnemers uit 23 landen, 2 keynotes en 75 paper presentaties. Er staat trouwens ‘sharing economy’: de wetenschap heeft nog wat moeite met het accepteren dat het tegenwoordig natuurlijk gewoon over de platform economy gaat ;-). Voor nu: fijne week!
Opinion | Launching a Global Currency Is a Bold, Bad Move for Facebook – The New York Times
Het nieuws dat Facebook een initiatief is gestart voor een nieuwe internationale munt heb je vorige week moeilijk kunnen missen. Op papier een waanzinnig interessant initiatief. Internationaal, tegen een fractie van de transactiekosten die nu door banken worden berekend, geen grenzen en ongekende mogelijkheden voor economieën die nog grotendeels contant betalen en de online economie in het algemeen. En dat uitgevoerd door een consortium van grote internationale spelers die bewezen hebben om iets groots en schaalbaars neer te zetten en die nu al een miljarden bereik hebben. What could possibly go wrong?
Ik ben al jaren geïnteresseerd in alternatieve currencies in de platformeconomie. In 2014 interviewde ik tijdens een interview trip door San Francisco de oprichter van de Amerikaanse marktplaats Listia. Een soort van Marktplaats.nl zoals wij het kennen, maar dan met een bieding systeem én een eigen munt: de Listia Credit. Je kreeg deze credits door oude spullen te verkopen (er waren nog veel andere manieren om deze munt te verkrijgen) en je raakte ze weer kwijt door oude spullen van anderen te verkopen. Het was een ‘echte’ munt die ook inflatie kende, waarbij het bedrijf dan weer iets moest bedenken om de koers stabiel te krijgen. Offline zijn er natuurlijk ook veel lokale munten, veelal bedoeld om de lokale economie te stimuleren en de doorloopsnelheid van het geld te verhogen.
Met deze stap heeft Facebook alle papieren in huis om een nieuw succesverhaal (misschien toch maar eens tijd om de definitie van succes te herijken ;-)) neer te zetten. De founding partners hebben het geld, de kennis, de gebruikers en de netwerkeffecten in huis om zo iets groots neer te zetten. Iets groots dat ook impact kan hebben op economieën in ‘opkomende’ landen. Diezelfde landen waar Facebook ook bezig is om gratis (gratis bestaat niet, weet je nog?) internet aan te bieden.
Op zich is dit misschien wel een interessant voorproefje van wat platformen met veel gebruikers aan next steps gaan zetten om het model uit te breiden en op andere manieren het businessmodel succesvol te maken.
Er is natuurlijk wel één grote ‘maar’. En dat is: het gegeven dat het kan, betekent niet dat het maatschappelijk een goed idee is om te doen.
In dit artikel uit de New York Times haalt de auteur 4 redenen naar voren waarom het misschien niet zo’n waanzinnig en logisch idee is:
“organizing a payments system is a complicated and difficult task, one that requires enormous investment in compliance systems” > Of er geld genoeg is voor dit soort investeringen, daar maak ik mij niet zo’n zorgen over. Waar ik wel benieuwd naar ben is: hoe schaalbaar is zo’n financieel systeem wanneer je ook rekening moet houden met “prevent money-laundering, terrorist financing, tax avoidance and counterfeiting”. Ik weet zeker dat op transactioneel niveau het platform de transactiekosten kan verlagen en dat er ook modellen te bedenken zijn dat opbrengsten uit aanvullende diensten in andere sectoren kunnen bijdragen aan lagere transactiekosten. Alleen is het wel de vraag hoe schaalbaar de ant witwas etc. praktijken zullen zijn. Sommige zaken zijn nu eenmaal niet zo schaalbaar, anders zouden er ook nooit 18.000 mensen bij Uber en 14.000 mensen bij Booking werken. Daarnaast de vraag hoe Facebook, die een niet al te beste track record heeft als het gaat om vertrouwen en het nog steeds niet lukt om op een fatsoenlijke manier het beleid rondom het eigen platform te handhaven, in hemelsnaam een currency veilig en stabiel zal kunnen maken;
“since the Civil War, the United States has had a general prohibition on the intersection between banking and commerce.” In de berichtgeving stelt Facebook dat de data van de currency en die van het platform van elkaar gescheiden blijven. Nu heeft Facebook op dat vlak (Whatsapp?) ook een niet al te goede geschiedenis. Dit valt alleen natuurlijk wel in het design mee te nemen. Wat ik mij wel afvraag is: zijn er dan niet gewoon alsnog omwegen om alsnog die datastromen te combineren. In Europa hebben we bijvoorbeeld PSD2, waarmee ook niet bancaire instanties (zeg: een bedrijf als Facebook) met toestemming van de gebruiker data mogen gebruiken voor handige diensten. Ik ben wel benieuwd of met een PSD2 volmacht deze twee stromen wel kunnen worden gecombineerd. Het is dan niet ondenkbaar dat zeker de kwetsbare groepen eenvoudig in ruil voor leuke voordelen (of goedkopere leningen) kunnen worden verleid om hun toestemming te geven. Privacy wordt een luxe product dat alleen toegankelijk is voor de elite. Ik hoor vaak ‘maar je hebt toch een keuze?’. Jij misschien wel, maar heel veel anderen niet. En op het moment als ‘wel delen’ de default is, dan is het te laat;
“the Libra system — or really any private currency system — introduces systemic risk into our economy. <…> If the Libra system becomes intertwined in our global economy in the way Facebook hopes, we would need to consider a public bailout of a privately managed system. Sorry, but no thanks: We should not be setting up a private international payments network that would need to be backed by taxpayers because it’s too big to fail.”
“the fourth problem is that of national security and sovereignty. Enabling an open flow of money across all borders is a political choice best made by governments. And openness isn’t always good. For instance, most nations, especially the United States, useeconomic sanctions to bar individuals, countries or companies from using our financial system in ways that harm our interests. Sanctions enforcement flows through the banking system — if you can’t bank in dollars, you can’t use dollars. With the success of a private parallel currency, government sanctions could lose their bite. Should Facebook and a supermajority of venture capitalists and tech executives really be deciding whether North Korean sanctions can succeed? Of course not.”
De grote vraag is dan ook: moeten we dit soort oplossingen willen als maatschappij en wegen de nadelen en onzekerheden op tegen de voordelen. Tech bedrijven zijn altijd erg goed om te poneren dat de traditionele business traag en inefficiënt is. Wat ik intussen heb geleerd door ook in de keuken van dit soort instituties te kijken is dat het van buiten vaak makkelijker oordelen is dan wanneer je weet hoe ingewikkeld het achter de schermen in elkaar zit. En dan besef je dat wat van buiten misschien een heel logische stap is in innovatie en verbetering, in de kern niet inclusief en enorm risicovol is.
In dat kader zegt de ondertitel van dit stuk genoeg:
“The way we structure money and payments is a question for democratic institutions, not technology companies.”
Na staking bij Deliveroo: moeten naar nieuwe vormen van sociaal overleg binnen platformeconomie | VRT NWS
De inhoud van dit artikel is niet wereldschokkend: er wordt gesproken over uitdagingen over de aar van de arbeid, de status van de aanbieder en de uitdaging van vakbonden om deze gefragmenteerde en veelal maar kort voor een platform werkende groep te organiseren. Dat laatste is overigens een zwaktebod: “when people don’t want to join your party, then built a better party”. Oftewel: wees relevant voor je doelgroep.
De reden dat ik dit stuk in deze editie heb gedeeld is dat ik het interessant vind om te zien dat vanuit steeds meer instituties wordt erkend dat platformwerk in de toekomst toe zal nemen (al is het niet heel duidelijk wat ze daar nu precies onder vinden vallen) en dat er wordt opgeroepen om meer experimenten te doen. Ik denk dat het daarbij wel heel belangrijk is om na te denken wat het gegeven dat een platform de match maakt tussen vraag en aanbod voor unieke nieuwe kansen en uitdagingen met zich meebrengt.
Food-Delivery Couriers Exploit Desperate Migrants in France – The New York Times
Platform werk is doorgaans erg inclusief: iedereen kan meedoen. Geen biased recruiter die bepaalde groepen mensen uitsluit. Gewoon een account openen, gegevens invullen, ID check en hup: aan het werk. De enige drempel die er veelal is, en dat geldt vooral voor ‘offline’ uitgevoerd oftewel lokatie gebonden werk is dat de aanbieder aan moet kunnen tonen te mógen werken in het land waar deze zich inschrijft.
Op dat laatste is volgens dit artikel ook een oplossing gevonden: uit een onderzoek onder Franse maaltijdbezorgers blijkt dat het niet ongebruikelijk is dat een geverifieerd account wordt doorverhuurd aan een doelgroep die normaal niet via de app aan het werk mag: “The substitute cyclists are often illegal migrants, asylum seekers and underage teenagers willing to work long hours for low wages, no matter the traffic or weather”. De commissie bedraagt tussen de 30 en 50 procent van de opbrengsten en volgens de Spaanse app Glovo werkt zo’n 5 procent van de maaltijdbezorgers via deze illegale constructie.
Natuurlijk een verhaal waar niemand van kan vinden dat dit oké is. Maar ook een verhaal uit een beroepsgroep die buiten de eigen bubbel van velen valt. Veel discussies gaan over de eerlijke wereld versus de platformwereld. Ik kan je vertellen: ook de wereld buiten de platformeconomie zit niet heel eerlijk in elkaar. In het kader van context heb ik bij dit stuk drie gedachten:
1 maakt het platform het probleem groter? of kleiner?
Zoals hier boven gemeld kunnen in principe alleen mensen die in het land mogen werken ook in het land via een platform werken. Het bericht maakt ook duidelijk dat er sluipwegen te bedenken zijn om hier onderuit te komen. Zo kwam ook Uber in December 2018 in het nieuws dat accounts werden ‘verpacht’.
Een belangrijke vraag is: hoe vaak gebeuren dit soort praktijken in de niet-platform wereld? Het grootste deel van de maaltijdbezorgers worden ingehuurd door de restaurants zelf, die vervolgens hun klanten krijgen via eigen kanalen en websites als Thuisbezorgd.nl. Het lijkt mij interessant om te weten wat hier het percentage illegale bezorgers is. Als je dat percentage weet, dan pas kun je zeggen dat het platform het probleem groter of misschien wel kleiner maakt.
2 hoe zorgt een platform er voor dat een dergelijk probleem groter wordt?
Wat zijn de elementen uit de platformeconomie die het makkelijker maken om accounts te verpachten? De eigenaren van restaurants die hun koeriers zelf ‘inhuren’ weten wie deze zijn en stellen vragen wanneer er opeens heel iemand anders voor hun neus staat. App koeriers hebben geen vaste opdrachtgever en thuisbasis. Wachten op nieuwe orders gebeurt buiten het zicht van de app, het restaurant en de klant om. Dit maakt het in principe een stuk eenvoudiger om met identiteit te frauderen: zolang je alleen op de app hoeft in te loggen met een gebruikersnaam en wachtwoord is het kinderlijk eenvoudig om je account te verpachten.
3 wat kan een platform doen om dit probleem op te lossen?
Even los van de vraag of het platform get probleem kleiner of groter maakt, biedt het gegeven dat iemand puur via een app werkt wel genoeg mogelijkheden om dit soort misstanden tegen te gaan. Even los van want maatschappelijk wenselijk is en wat AVG technisch mag, zou je een aantal dingen kunnen bedenken om de drempel om te verpachten te verhogen of het zelfs onmogelijk te maken. Verhogen kan door bijvoorbeeld een verplichte tweetraps verificatie bij inloggen in te voeren. Onmogelijk maken kan door in de app van de klant de foto van de bezorger heel duidelijk naar voren te laten komen of steekproefgewijs zelfs groot in het scherm te laten verschijnen en de klant vragen te verifiëren of dit inderdaad de bezorger is. Ook zou je bijvoorbeeld via gezichtsherkenning kunnen laten inloggen. Bij al dit soort oplossingen moet je natuurlijk wel goed nadenken of de extra last en mogelijk ongemak rondom privacy die je creëert proportioneel is tov het doel dat je wilt bereiken. Oftewel: mooi dat het kan, maar is het probleem écht zo groot dat we dit moeten willen?
The restaurant owner who asked for 1-star Yelp reviews
De macht van platformen die online ratings van bijvoorbeeld restaurants faciliteren is groot. Een deel van het probleem is dat er iets
te veel blind wordt vertrouwd op de ratings, terwijl de context van de ervaring en de auteur ontbreekt en er veelal geen correspondentie over de waardering mogelijk is. Een ander probleem is dat het verdienmodel en daarmee het belang van dit soort platformen lastig te matchen is met de gewenste ‘onafhankelijke’ positie. Dat de gebruikers recht hebben op een eerlijk beeld is niet vanzelfsprekend. Zo sprak in 2014 een rechter uit dat: “Online review site Yelp can lower or raise the rating of a business depending on whether it advertises with the company”.
Gelukkig zijn er altijd mensen die het systeem proberen te challengen. Ik schreef al eerder over het waanzinnige kerstverhaal van de Engelse journalist die een niet bestaand restaurant in Londen door slimme fake reviews te schrijven op nummer 1 bij Tripadvisor wist te krijgen. Check ook de video!
Dit artikel gaat over een eigenwijze ondernemer die het gevoel had dat review website Yelp hem benadeelde en besloot om op een ludieke manier de tegenaanval in te zetten.
“I came from Italy, and know exactly what mafia extortion looks like,” he says. “Yelp was manipulating reviews and hoping I would pay a protection fee. I didn’t come to America and work for 25 years to be extorted by some idiot in Silicon Valley.”
Hij plaatste een bord voor zijn restaurant met de tekst: “Give us a one star review on Yelp and get 25% off any pizza!” Iets dat hem een hoop media aandacht opleverde, maar ook veel sympathie van andere restaurant ondernemers die het gevoel hadden te worden benadeeld door deze website.
Naast dat het een mooi verhaal is, laat het ook zien dat er slimme manieren zijn om de macht van een dergelijk platform te breken. Op het moment dat hij met zijn actie meer restauranthouders had meegekregen en iedereen op 1 ster stond, dan was de macht en het systeem van Yelp (lokaal) ondermijnd. Daarnaast zal een actie als deze vast hebben bijgedragen in een stuk bewustwordingsproces over het veelal blinde vertrouwen van gebruikers van dit soort rating platformen en het gegeven dat je best wat vaker vragen mag stellen bij de waardering die je ziet.
Fouten maken moet.
Politie geeft 400.000 euro uit aan achterhaalde 112-app | NU – Het laatste nieuws het eerst op NU.nl
“De politie heeft 400.000 euro uitgegeven aan een nieuwe 112-app, waarvan het idee inmiddels is achterhaald. Dat schrijft RTL Nieuws op basis van documenten.”
Ik ben wel benieuwd waarom dit nu echt nieuws is. Of beter gezegd: waarom dit negatief nieuws is. Je zou kunnen zeggen dat degene die er voor heeft gezorgd dat deze fout slechts 400K heeft gekost een promotie moet krijgen. Ik denk, en dat is een van de inzichten die ik heb opgedaan na mijn reizen naar Estland als meest digitale land ter wereld, dat op het moment dat er een cultuur is van fouten mogen toegeven (want niets gaat in 1x goed), de fouten ook een heel stuk minder duur zullen worden. En laten wij ons als buitenstaanders dan niet laten verleiden om direct een oordeel klaar te hebben. Al zijn er natuurlijk gevallen waar zelfs ik het niet kan laten om mijn vooroordeel te laten spreken 😉
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Afgelopen week in de bossen bij Gorssel flinke meters met mijn boek gemaakt. De planning is dat het boek begin 2020 uit zal komen. Door alle drukte en vakantie heb ik in November pas weer serieus tijd om aan het boek te werken. Het eerste boek ‘de platformrevolutie’ is een breder en algemeen boek over de succesfactoren, vraagstukken en toekomstscenario’s van online platformen. Het tweede boek, dat niet eerder dan Q4 2020 zal verschijnen, gaat meer de diepte in en hier ga ik een aantal concepten voor een meer inclusieve platformeconomie uitwerken. Deze week druk met de laatste voorbereidingen voor de 3e en laatste workshop (deze keer over portabiliteit reputatie data), het public event in TivoliVredeburg (kom je ook?) en de 6th International Workshop on the Sharing Economy. Nog genoeg te doen dus 😉 Fijne week!
Facebook and YouTube’s ‘Platform’ Excuse Is Dying – The Atlantic
“For years, tech companies have relied on a rhetorical sleight of hand. It’s not working anymore.”
Platformen, in veel gevallen tweezijdige marktplaatsen, profileren zich veelal als onafhankelijk. Ook vaak als een prikbord. Dat is natuurlijk onzin: platformen zijn marktmeesters. Twee weken geleden nam ik dit ook mee in deze nieuwsbrief n.a.v. een interessante paper in TPE Digitaal. Over het marktmeesterschap moeten we ook niet te moeilijk over doen: zonder dat marktmeesterschap zou een platform simpelweg niet werken. Maar het gegeven dat een platform marktmeester is, betekent ook dat het de verantwoordelijkheid van een marktmeester met zich moet dragen. En dat is zoals je vast niet is ontgaan een onderwerp waar nog de nodige discussie over is.
In dit artikel een interessante geschiedenisles over waar het woord platform (in een digitale context) eigenlijk vandaan komt. En ook hier een duidelijke boodschap:
“These companies are continuing to make their platform arguments, but every day brings more conflicts that they seem unprepared to resolve. The platform defense used to shut down the why questions: Why should YouTube host conspiracy content? Why should Facebook host provably false information? Facebook, YouTube, and their kin keep trying to answer, We’re platforms! But activists and legislators are now saying, So what? “
In opkomst: zorgpersoneel delen | Het Financieele Dagblad
ING voorspelde vorig jaar dat over 10 jaar tussen de 20 en 70 procent van uitzendwerk zal worden georganiseerd via platformen. Ik denk dat het eerder naar de 20 dan naar de 70 zal gaan. Natuurlijk is de uitzendsector een heel interessante sector en een flinke business waar voor een bepaalde categorie werk via platformen een hoop kansen liggen. Los daarvan denk ik dat de innovatieve modellen met platformen niet in de uitzendsector, maar daarbuiten zullen plaatsvinden.
Ik roep al een tijdje dat platformen alle vormen van werk zullen organiseren. Niet zozeer als een groot extern platform, maar als een interne tool om vraag en aanbod naar arbeid en skills binnen organisaties beter te organiseren. Beginnend met de flexibele schil, die doorgaans bij veel organisaties redelijk rommelig, gefragmenteerd en met weinig kwalitatieve data is georganiseerd. Daar valt een hoop te winnen. En daarna ook als tool om de eigen workforce beter te organiseren. Daar zie ik nog veel kansen liggen. Dit soort platformen (voor de flexibele schil) bestaan trouwens al, zo sprak ik pas met de oprichter van Jellow die dit voor hun klanten faciliteren.
Andere stap is dat organisaties ‘onderbenut’ personeel gaan uitwisselen via een platform. Ik besef mij dat het woord onderbenut niet de lading dekt, omdat het ook kan zijn dat personeel ook wel eens bij een ander wil werken om de uitdaging in de baan te houden, dus je kunt dit niet alleen vanuit een organisatie, maar ook vanuit een werknemer perspectief bekijken.
Dit zou er zelf toe kunnen leiden dat platformen bijdragen aan meer vaste banen. Nu is het nog een flink risico om iemand in dienst te nemen, zeker wanneer je niet zeker weet of je voor deze persoon genoeg werk hebt. Op het moment dat je (via een platform) mensen ook de ruimte kunt geven om binnen hetzelfde contract (en CAO) bij andere bedrijven te werken, dan verlaag je dit risico.
Platformen doen in veel gevallen zoals je weet niet nieuws, maar door transactiekosten en informatie te asymmetrie verlagen maken zij markten efficiënter en interessanter. Dat het verhaal uit bovenstaande alinea niet nieuw is, dat blijkt ook uit dit stuk in het FD.
“De Werkgeverij is een consortium van twaalf werkgevers uit de regio die hebben afgesproken kennis, vacatures en medewerkers uit te wisselen. Hr-afdelingen werken intensief samen en werknemers worden geattendeerd op carrièremogelijkheden niet alleen binnen de muren van de instelling, maar ook daarbuiten.”
In het stuk komt naar voren dat het systeem erg goed werkt voor de betrokkenen, maar dat er in de praktijk nog een aantal hobbels zijn die niet bijdragen aan een goede transactie. Of zoals ze zelf in het stuk zeggen: ‘zodra je over grenzen heen gaat, loop je tegen schotten aan’.
How long does a scooter last? Less than a month, Louisville data suggests — Quartz
Hoewel je ze in Nederland nog niet op de straat ziet: er zijn intussen flink wat voorbeelden van steden de zijn overspoeld door de deelstepjes. Laten we trouwens afspreken het woord delen hier niet meer te gebruiken. Niets delen, het is een slimme free floating (dus geen vaste standplaats) on demand (on the go boeken) en short rental (het woord zegt het al: veelal voor maar even) huurstep. Of fiets. Of auto van Car2Go of GreenWheels. Niets mis mee, maar laten we daar niet te lang meer omheen draaien. In het geval van deze stepjes is het dus een huurstep. Net als dat Uber en Lyft geen ride sharing zijn, maar gewoon een taxi.
Sowieso is het nog onduidelijk of het model met de stepjes uit kan, in dit stuk uit een eerdere nieuwsbrief ga ik hier verder op in. Wat niet bijdraagt aan het vertrouwen is dit onderzoek naar de levensduur van Bird stepjes in Louisville. De gemiddelde levensduur van een stepje is 28,8 dagen. De gemiddelde step legde 163,2 miles af gedurende 92 tripjes voordat de step van de radar verdween. Hoewel dit natuurlijk geen representatief onderzoek is en er ook genoeg data ontbreekt, dit draagt niet bij aan het vertrouwen.
How Uber Elevate is planning to make traffic jams a thing of the past | On Air Videos | Fox Business
Vliegende taxi’s. Dat is een van de toekomst scenario’s waar Uber haar peilen op richt. Natuurlijk kun je een hoop vragen stellen bij of we in steden alles in de lucht moeten willen vervoeren (pakket- en maaltijdbezorgers en mensen), of dat we misschien de hele logistiek in basis eens aan moeten pakken en herorganiseren. Leest ook dit stuk in de Financial Times: “Flying taxis will bring traffic jams to the sky. But cities would be better off putting more people on trains than unleashing squadrons of private taxis in the sky. Regulators and investors should pause before turning science fiction into fact”
Wat ik interessant vind aan deze stap is dat Uber heel slim als partner mee ontwikkeld. De andere partijen zijn doorgaans heel betrouwbare en erkende technologische partners. Uber kan vervolgens de platform kennis en toegang tot data en klanten inbrengen. Ik verwacht niet dat ze daarmee een unieke plek kunnen veroveren, maar zeker wel een first mover advantage. Uitdaging van dit soort stappen is wel dat het weer een flinke longshot is voordat iets als dit breed geaccepteerd is en een model heeft dat werkt en uit kan. Het zou voor het bedrijf toch wel fijn zijn als ze iets hadden dat voor een vaste inkomstenstroom zou zorgen.
Eigen publicaties
Argumenten CNV tegen platformeconomie zijn flinterdun. – ZiPconomy
De reactie in de nieuwsbrief van vorige week over het pleidooi van CNV in De Telegraaf is vorige week op Zipconomy gepubliceerd.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Graag even je aandacht voor een interessant event. 28 en 29 Juni mede organiseer ik de 6th International Workshop on the Sharing Economy. Ruim 110 bezoekers uit 23 landen en 75 paper presentaties. Op 27 juni organiseren we een public event ‘naar een inclusieve platformeconomie‘ in TivoliVredeburg. We hebben een aantal heel interessante sprekers weten te strikken: Peter Baeck van de Britse innovatiedenktank Nesta (waarom hebben we niet zoiets in Nederland?!), Sara Green Brodersen van het Deense reputatie platform Deemly, Lisa Hemph en Gregory Golding van de Zweedse Social Services (zij doen nu een heel tof experiment!) en universiteitshoogleraar en auteur van de ‘Platform Society’ José van Dijck. Ik verzorg naast de organisatie ook de moderatie. Kaarten kosten een tientje en zijn hier te bestellen.
Vorige week heb ik mij veel (te) druk gemaakt over en met vakbonden en het pensioenakkoord waar door een vormfout ook niet iets over een AOV in is geslopen 😉 Het eerste en grootste stuk in deze nieuwsbrief gaat hier over. Ik zit deze week in een huisje in de bossen te werken aan mijn nieuwe boek. Ik hoop dat jij ook een mooie week hebt. Fijne week!
CNV: ’Platformeconomie is nieuwe race naar putje’ | Telegraaf.nl
Op dezelfde dag dat CNV Vakmensen een bestuursconferentie over de platformeconomie organiseerde, verscheen ook in De Telegraaf dit kritische artikel. Waar de gesprekken met individuele medewerkers van vakbonden nagenoeg altijd positief en constructief zijn (de conferentie was erg interessant en de discussies constructief), blijf ik mij verwonderen van het conservatieve (en in dit geval op basis van onjuiste informatie) geluid.
Het CNV heeft een onderzoek gedaan. De cijfers liegen niet: va de 2.000 ondervraagden veronderstelt 40% dat platformwerknemers worden uitgebuit. Een zelfde percentage denkt dat platformwerkers meer kunnen verdienen wanneer ze bij een willekeurig ander bedrijf kunnen werken. En 58% zou zelf nooit bij (ik vermoed dat ze bedoelen ‘via’) een platform willen werken. Ook stelt de voorzitter dat veel mensen denken dat het om een bijbaantje gaat, maar dat dit in de praktijk niet zo is. En dat platformen op deze manier bijdragen dat we naar de 2 miljoen ZZP’ers gaan. Ten slotte: omdat het de vakbond niet lukt om ‘de’ platformwerker te vertegenwoordigen wordt een beroep op de politiek gedaan.
Dan nu de feiten. In 2018 heeft SEO Economisch Onderzoek een rapport geschreven: “de opkomst en groei van kluseconomie in Nederland”. Hierin een aantal feiten die niet in lijn liggen met de stellingen obv het onderzoek van CNV:
Volgens het SEO onderzoek is 0,4% van de beroepsbevolking ‘kluswerker’ en werkt wel eens via een platform. Op een onderzoekspopulatie van 2.000 ondervraagden zouden er dus 8 platformwerkers tussen zitten. In dat licht vallen de resultaten dus wel mee: als 58% niet voor een platformbedrijf zou willen werken en slechts 0,4% dat nu al doet, dan is er nog voldoende ruimte voor groei in platformwerk 😉
Het gegeven van 40% denkt dat platformwerkers wordt uitgebuit zegt weinig: de framing van vakbonden en media ligt natuurlijk erg op een paar grote namen, dan is de reputatie van platformwerk ook al snel negatief. Met veronderstellen kon je niet ver, geef mij maar de feiten en stel de vraag aan diegenen waar het over gaat: de platformwerkers zelf;
De aanname dat platformwerk voor het grootste deel van de werkers geen bijbaantje is, staak redelijk haaks op de cijfers van het SEO. Volgens dit onderzoek werken platformwerkers gemiddeld 20 uur per week, mediaan is 10 uur per week. Ze geven aan dat de verschillen wel groot zijn. Ik vermoed dat dit o ook ligt aan de drempels die er zijn om voor een platform te werken: Uber chauffeurs werken gemiddeld meer uren per week dan een maaltijdbezorger, omdat de drempel om taxi te mogen rijden hoog is: investering in opleiding en auto. Dan is het logisch dat je ook meer uur werkt om de ‘opstartkosten’ er uit te kunnen halen. Ook zijn volgens de bevindingen van het SEO platformwerkers relatief voor een korte periode werkzaam via een platform (50% korter dan 6 maanden) en heeft weinig ambitie: 2/3 verwacht binnen 2 jaar te stoppen. Bij maaltijdbezorgers is dit zelfs 1 jaar;
De stelling dat platformen kunnen bijdragen dat het aantal ZZP’ers (je weet wel, die categorie waarvoor in het pensioenakkoord nog even een verplichte en onuitvoerbare AOV is gefietst) groeit tot 2 miljoen wordt ook nergens onderbouwd;
Het ‘niet aan boord kunnen krijgen’ van platformwerkers en dan de overheid vragen regelgeving te maken is natuurlijk een zwaktebod. Ook platformwerkers hebben belang bij belangen behartiging, je moet alleen wel goed hard kunnen maken dat je relevant voor hen bent. Dat is nog geen vakbond gelukt. Maar ook dat is een breder probleem.
Los van bovenstaand verhaal moet je je natuurlijk afvragen of het verstandig is om bij het bedenken van beleid een groep werkenden anders te behandelen afhankelijk van hoe zij bij hun opdrachtgever zijn gekomen. Moet iemand die via een online platformwerk aan zijn of haar werk komt anders worden behandeld dan iemand die via een uitzendbureau, via via, een netwerkborrel of via social media aan zijn werk is gekomen? Dat lijkt mij een slecht idee. Dit is een in mijn ogen erg belangrijke vraag die in het debat niet wordt gesteld. Bij deze.
Terug naar het artikel van CNV. Prima natuurlijk als je een punt wilt maken, maar zorg er dan wel voor dat je de feiten op een rijtje hebt. Ik ontken overigens niet dat naast de positieve effecten (inclusievere arbeidsmarkt, lagere drempels om te werken, transparantie in opdrachtgevers, kansen voor een gevalideerde skillset CV door ratings van anderen, lager transactiekosten en daardoor groeien markten) ook zeker mogelijk negatieve effecten aan de groei van platformwerk hangen. Zo ligt er wel degelijk voor een bepaalde categorie werkenden het gevaar van een race naar de bodem. Op basis van (historische) data en algoritmes kunnen werkenden op individueel niveau tegen elkaar uit worden gespeeld, aangestuurd zonder wederhoor en ligt er een uitdaging dat de wereld jouw potentiële klant, maar ook potentiële concurrent is. Alleen moet je niet het kind met het badwater weggooien en platformen met onjuiste informatie inzetten in de ZZP discussie.
Persoonlijk vind ik het zonde dat CNV er voor heeft gekozen om deze weg te kiezen, dat terwijl mijn ervaring is dat CNV medewerkers een stuk realistischer in de discussie staan. Waarom vindt ik dit zonde? Omdat je daarmee de echt belangrijke en interessante discussies vermijdt. Het is duidelijk datde problemen die platformen worden toegeschreven over het algemeen niet platform specifiek zijn.
Platformen kunnen groeien wanneer regelgeving onduidelijk is en handhaving achterblijft. Natuurlijk kun je het onsympathiek vinden dat platformen daar gebruik van maken, maar vertrouwen op een zelfregulerend vermogen van een markt is sowieso geen goed (en een heel naïef) idee.
Wat dat betreft ben ik erg benieuwd naar de eerste bevindingen van de Commissie Borstlap waar ik ook input heb mogen geven. Ik verwacht (lees: ik heb gegronde en gevalideerde hoop) dat zij aandacht zullen besteden aan de fundamenten van ons systeem. Zoals de wens om zekerheden en verplichtingen los te koppelen van de contractvorm. Ik merk dat steeds meer stakeholders beseffen dat hier de kern van het probleem ligt. Als dat goed is geregeld, dan wordt het ook veel lastiger om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. En dan kunnen de echt interessante en relevante discussies beginnen… Ik zie er naar uit.
p.s.
Als je deze nieuwsbrief al wat langer volgt dan is je vast opgevallen dat ik mij zo nu en dan druk maak over vakbonden. Ik spreek regelmatig met vertegenwoordigers van vakbonden, wordt door hen ingehuurd voor het geven van presentaties over de platformeconomie en ik nodig hen uit voor mijn workshops en waardeer hun input. Ik denk dat het verenigen van een gefragmenteerde groep (kwetsbare) werkenden en dit schaalvoordeel gebruiken om collectief belangen te behartigen een groot goed is. En ontzettend belangrijk voor onze economie. Een noodzakelijke tegenmacht, waar ook bijvoorbeeld werkgeversorganisaties niet zonder kunnen. Wat de reden van mijn kritische (en ik hoop ook echt wel constructieve) geluid is, is dat ik vind dat hoe vakbonden vandaag de dag met deze verantwoordelijkheid (laat ik duidelijk zijn: die verantwoordelijkheid is er en die is groot) omgaan, zij niet de juiste keuzes maken en de juiste weg bewandelen. En dat is zonde en een groot probleem. Dat is niet alleen een zorg van de vakbonden (die met het huidige beleid over een aantal jaren niet meer bestaan), maar voor heel de (werkende) samenleving.
Introductie mobiliteitsconcept op Landgoed Wickevoort in Haarlemmermeer – AM | Inspiring space
Hoewel de pure deeleconomie (consumenten die elkaar tijdelijk toegang geven tot fysieke goederen, eventueel tegen betaling) als een op zichzelf staand fenomeen nooit echt van de grond is gekomen, zie je de laatste 2 jaar veel interessante concepten opkomen waar een stuk deeleconomie is in verwerkt, maar waar de kosten voor de operatie niet volledig uit de transactiewaarde van het deeleconomie stuk hoeft te worden opgebracht. Het idee van gedeeld gebruik (as a service) lijkt in meerdere sectoren aan te slaan.
Interessant is dit voorbeeld waar verschillende deeleconomie aspecten ‘by design’ in nieuwe infrastructuur wordt meegenomen. Dat dit begint met het gedeeld gebruik van auto’s is natuurlijk een no-brainer: parkeerplaatsen nemen veel kostbare ruimte in beslag en een geparkeerde auto is niet bepaald een schoonheid in het straatbeeld. Dat gecombineerd met het gegeven dat een eigen auto in privé bezig een ontzettend inefficiënte investering is en technologie (platformen en smart locks) het gedeeld gebruik faciliteert als betrouwbaar en logisch alternatief.
Opinion | We Don’t Need to Be Saved From Making Smoothies – The New York Times
“Food delivery services have tried to convince us that cooking is a difficult, boring task. It’s actually a life skill.”
In de belofte van veel platformen in de consumer diensten sector is dat het platform jou enorm veel tijd gaat besparen. Tijd om te koken. Tijd om de hond uit te laten. Tijd om te reizen. Tijd, tijd, tijd. Alles moet wijken voor ‘convenience’. Gemak.
De vraag is alleen: is het zo simpel? Je voelt het al aankomen: nee. Als we voor 100% efficiency gaan, dan is een ‘breaker’ flesje met een of ander super gezond spul genoeg om heel gezond en gebalanceerd van te leven. Probleem is alleen: daar is geen bal aan. En daar zit de kern van het probleem. Veel nieuwe ontwikkelingen hebben de focus om bepaalde zaken efficiënter te laten verlopen. Alleen de crux is: wij mensen gedijen juist bij inefficiëntie. Heel veel activiteiten die wij als mens doen zijn nutteloos. En dat is helemaal niet erg, omdat het op andere manieren bijdraagt aan ons levens(sgeluk). Koken is voor mij (vaak) even een rustmomentje op de dag. Boodschappen doen helemaal, even weg uit de hectiek van thuis met 3 kinderen en rustig mijn boodschappen verzamelen.
Ik denk dat we best wat kritischer mogen zijn en dit soort marketing beloftes (zei de voormalig marketeer) naast ons neer mogen leggen. Als je dit leest, heb ik mij opgesloten in een huisje in de bossen om aan mijn boek te werken. Voor geen meter efficiënt, maar voor mij werkt het wel. Leven de inefficiëntie.
Europees Hof oordeelt dat beloptie Skype een telecomdienst is | NU.nl
Vakjes. Of beter gezegd: kokers alias verticals. Alles wat wij kennen is ingedeeld in verticale kokers. Een koker is natuurlijk heel comfortabel op het moment dat het duidelijk is wat in de koker en wat er buiten valt. De grenzen zijn duidelijk en staan niet ter discussie. Maar wat als er nieuwe diensten komen die niet duidelijk in één koker passen? Een dienst die niet verticaal, maar horizontaal door verschillende kokers heen komt? Dan komt er onduidelijkheid. En onduidelijkheid is een groeiversneller voor nieuwe initiatieven en goud voor juristen. Maar als samenleving kom je er niet heel veel verder mee. Is Skype een internetdienst of een telecom aanbieder? Is Facebook een mediabedrijf of een open platform? Temper een prikbord of een uitzendbureau? PicNic een logistiek bedrijf of een supermarkt?
Dit soort voorbeelden laten zien dat in veel gevallen een puur verticale aanpak schijnzekerheid en schijncomfort biedt. Ik stel voor dat we meer gaan kijken wat er nu op de ‘werkvloer’ nu echt gebeurt en horizontaal door alle kokers heen een aantal basis zekerheden en verplichtingen gaan afspreken. Dit gezegd hebbende besef ik dat ook mijn pleidooi in het eerste stuk voor contract (lees: koker) onafhankelijke verplichtingen en zekerheden ook prima in dit rijtje past.
In nagenoeg alle discussies over kluseconomie gaat het om platformen die een transactie tussen twee individuen faciliteren. Waar het werk voor degene aan de aanbod zijde in veel gevallen als bijbaan dient. De afgelopen tijd zie ik steeds meer organisaties experimenteren met platform technologie om hun workforce te organiseren. Of beter gezegd: om hun workforce zichzelf te laten organiseren. Komen hier dezelfde uitdagingen bij kijken als bij de c2c platformen? Deels wel, maar aangezien ene business klant een stuk continuïteit en kwaliteit verwacht en een 1-op-1 transactie iets anders is dan een heel team is de dynamiek bij dit soort platformen natuurlijk een stuk anders.
Het enige grote gevaar is natuurlijk wel dat bestaande organisaties via platform constructies op arbeidsvoorwaarden gaan concurreren met bestaande platformen. Dat lijkt mij niet wenselijk.
Event!
Naar een inclusieve platformeconomie – TivoliVredenburg
De platformeconomie groeit. Steeds meer processen in onze samenleving worden door platformen georganiseerd. We delen huizen en auto’s via Airbnb en SnappCar en jongeren verdienen een centje bij via Deliveroo en Helpling. Hoe kunnen we de steeds grotere afhankelijkheid van deze platformen benutten en tegelijkertijd de negatieve kanten voorkomen? Dit is de vraag die op 27 juni centraal staat.
Peter Baeck, hoofd van de Britse innovatiedenktank Nesta, schetst in zijn keynote de opkomst van de platformeconomie. Wat vestaan we precies onder deze term, hoe gaat deze nieuwe economie zich ontwikkelen en hoe blijft deze inclusief? Sara Green Brodersen vertelt hoe het Deense reputatieplatform Deemly gebruikers die via platformen werken helpen om hun opgebouwde reputatie mee te nemen naar een ander platform, zodat zij niet van één platform afhankelijk worden. Lisa Hemph en Gregory Golding van de Zweedse Social Service delen vervolgens hun ervaring over een lopend experiment waarbij zij mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt helpen hun CV te versterken door deze opgebouwde online reputatie om te zetten in een offline CV. Universiteitshoogleraar José van Dijck schreef o.a. het boek ‘The Platform Society’. In haar afsluitende lezing deelt zij haar visie voor een platformeconomie die werkt voor iedereen.
Huisje
Hier heb ik mijzelf dus opgesloten om aan mijn boek te werken. Ik kan mij vervelendere plekken bedenken 😉
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Vorige week een leuke BNR uitzending gehad over ‘ondernemen zonder regels’ in de platformeconomie. En stelling die ik aardig heb ontkracht. Er zijn vaak genoeg regels, al zijn ze soms onduidelijkheid. En juist in die onduidelijkheid kunnen platformen groeien. Zie ook het laatste item in deze nieuwsbrief. Vandaag (maandag) mag ik 80 vakbond bestuurders meenemen in de (context van de) kluseconomie en uitdagen om verder te denken dan de clichés om te verkennen hoe platformen kunnen bijdragen aan een meer inclusieve arbeidsmarkt. Altijd leuk om te doen! Voor nu: fijne week. Groet!
Waar een paar jaar geleden veel platformen hun groeipotentie wilden laten zien door zich de ‘Uber van X’ te noemen, is sinds een jaar een omgekeerde trend waar te nemen: platformen die pretenderen juist niet de Uber van X te zijn. Uber voor X staat intussen synoniem voor een lastig businessmodel, forse investeringen en zonder zekerheid dat er ooit winst zal worden gemaakt.
Zo ook de Indonesische scale-ip Go-Jek. Vooral bekend vanwege het ride hailing model met motoren, maar ook groot in food delivery (voordeel: daar kun je dezelfde riders voor gebruiken, waardoor je hen ook een meer stabiele stroom aan klussen kunt bieden) en payment. In een land waar nog 99% van de betalingen cash gaat.
Juist dat laatste, met een omzet van 6,3 miljard dollar per jaar (omzet zegt natuurlijk niets, het gaat om de marge), is natuurlijk erg interessant. In een land waar betalingen gaat transformeren van cash naar digitaal is het heel interessant om dé app te worden die mensen voor hun betalingen gebruiken. Ik zeg bewust app, omdat de app natuurlijk gewoon hetgeen wij een bank noemen vertegenwoordigd. Om marktleider in betaling te worden in een land waar nu nog voornamelijk cash wordt gebruikt, zal een race om klantcontact ontstaan. En dan is het natuurlijk erg slim om aan die service verschillende diensten te koppelen die mensen in het dagelijks leven veel gebruiken. Juist: mobiliteit en food. Slim.
Uber is now kicking low-rated passengers out of its cars – CNET
Het unieke aan platformen in de kluseconomie is dat zowel de aanbieder als de klant worden beoordeeld. Doordat deze ratings openbaar zijn, moet je je als klant ook wel een beetje gedragen, anders dan wil niemand meer voor jou werken.
Bij Uber is het geen geheim dat chauffeurs met een slechte rating (meestal onder de 4,6/5) na een aantal waarschuwingen worden gedeactiveerd. De toegang tot het platform wordt geblokkeerd en verdere communicatie over de beslissing is doorgaans niet mogelijk. Indirect speelde de rating van de passagier ook al mee in het al dan niet geaccepteerd worden door een chauffeur. Ik lees regelmatig op Facebook groepen van Amerikaanse Uber chauffeurs discussies of je een klant met een 4,3 rating mee moet nemen. Doorgaans is het advies van de collega chauffeurs: een 4,3 is gegarandeerd gedoe, lekker laten staan dus.
Nu gaat Uber deze deactivatie na slecht gedrag dus ook op klanten toepassen. Hoewel de rating van de passagier al wel meespeelde wordt dit nu dus ook hard gecodeerd. En dat is een moment om je af te vragen wat je hier van moet vinden. Zeker met in het achterhoofd dat Uber de ambitie heeft om dé toegangsapp voor mobiliteit te worden. Als een partij de toegang tot mobiliteit in handen heeft en jou daar van kan uitsluiten, dan kunnen de gevolgen groot zijn. Black Mirror bracht dit in de aflevering ‘Nose Dive’ mooi in beeld. China brengt dit experiment in de praktijk met de veelbesproken ‘Sesame Credits’.
Hoewel reputatie scores gezien worden als een slimme manier om kwaliteit te meten en vertrouwen te creëren tussen onbekenden, valt het mij op hoe weinig (geen!!) discussie er is over deze systemen. In 2016 publiceerde ik op Marketingfacts de blog ‘is online reputatiemanagement doorgeslagen?‘ De reputatie systemen zijn verre van perfect en missen in de meeste gevallen compleet de context van de waardering. Daarnaast is vaak onduidelijk hoe de scores zijn opgebouwd, of er ruimte is om op een beslissing terug te komen en of een fout die je vandaag maakt jouw de rest van je leven achtervolgd. Van het recht om vergeten te worden naar het recht om vergeven te worden zal ik maar zeggen. Dat maakt het misschien een handige tool ter ondersteuning, maar een gevaarlijke tool om blind je hele HR (en straks ook aan de klantenkant) op te automatiseren.
Tijd voor een goede en open discussie over dit onderwerp, voordat we blind dit soort systemen als de nieuwe heilige graal van HR gaan invoeren.
Black Mirror | Nosedive Featurette [HD] | NetflixA Study of More Than 250 Platforms Reveals Why Most Fail
Het aantal platformen dat succesvol is staat in geen verhouding tot het grote aantal platformen dat keihard faalt. Op zich geen probleem, maar wel belangrijk om bij stil te staan wanneer je intenties hebt om een platform te starten.
In dit artikel geven de auteurs van het boek ‘The Business of Platforms: Strategy in the Age of Digital Competition, Innovation, and Power’ een voorschotje van de resultaten van het onderzoek dat zij deden naar 250 platformen.
“To understand why and how platforms fail, we tried to identify as many failed American platforms as possible over the last twenty years that competed with the 43 successful platforms. The 209 failures allowed us to extract some general lessons about why platforms struggle.”
De lessen die in dit stuk wordende eerste 4 ‘failures’ gedeeld:
Mispricing on one side of the market: A platform often requires underwriting one side of the market to encourage the other side to participate. But knowing which side should get charged and which side should get subsidized may be the single most important strategic decision for any platform;
Failure to develop trust with users and partners: Platforms also require two or more parties, who may or may not know each other, to connect. Therefore, building trust is essential;
Prematurely dismissing the competition: A common misconception about platforms is that once the market tips in your favor, you will be the long-run winner. Often this is true. But there is a better way to think about tipped markets: it is the winner’s opportunity to lose.
Timing: Being early is preferable, but no guarantee of success
Het boek ligt intussen op mijn digitale boekenstapel die deze zomer meegaat op vakantie. Ik vond de lessons uit dit stuk leuk om te lezen, maar heb nog niets nieuws gehoord, ik hoop dat het hele boek meer inzichten zal brengen.
Investeerder vangt bot in zaak over mislukt crowdfundingproject
Een van de belangrijkste, maar ook meest lastige, vragen bij platformen is: hoeveel verantwoordelijkheid neem je als platform? Die vraag heeft een juridische kant, maar ook een kant van de verwachtingen vanuit de gebruikers. Oftewel: misschien hoeft een platform juridisch gezien geen verantwoordelijkheid te nemen, maar is het in belang van de transactie en de verwachtingen van de gebruikers wel belangrijk dat het dat doet.
In dit artikel uit het FD een zaak over crowdfunding platformen: “Mag een belegger op het boekenonderzoek en de gestelde zekerheden bij een crowdfundbelegging vertrouwen? Nee, zegt de rechtbank van Zeeland-West-Brabant. Een investeerder die bewust kiest voor extra risico moet niet zeuren als het misgaat.”
Een van de grootste problemen met lening crowdfunding (mijn mening) is dat het platform zich juridisch positioneert als een marktplaats, maar de toegang voor geldvragers (de project eigenaren) streng wordt gecontroleerd. Sommige platformen weigeren meer dan 90 procent van de projecten die zich melden en hebben een succespercentage van tegen de 100 procent. Investeerders hebben vaak relatief kort de tijd om een beslissing over een mogelijke investering te maken en spreiden (heel verstandig) hun investeringen door relatief kleine bedragen in veel projecten te investeren.
Dus hoewel het platform een marktplaats is, zal de investeerder in de praktijk voornamelijk op het merk en de checks van het platform vertrouwen. Anders kan het succespercentage natuurlijk ook nooit zo hoog zijn. Maar wat is het platform dan? Een onafhankelijke marktplaats? Of geeft het platform, geholpen door de opgebouwde reputatie bij de groep investeerders, door een project goed te keuren indirect beleggingsadvies?
In deze zaak ben ik het eens met het oordeel van de rechter. Crowdfunding blijft een risico investering en je kunt van een platform niet verwachten dat ze voor ieder project enorm diep onderzoek doen. Waar de grens ligt van wat je wel en wat je niet kunt verwachten is natuurlijk onduidelijk, hier zou het platform met communicatie een hoop kunnen doen. De claim van de ervaren investeerder in deze zaak dat je ‘in principe blind in moet kunnen stappen’ is natuurlijk onzin.
Wat ik overigens wel schokkend en erg slecht vind is de reactie van Collin Crowdfund, het platform dat werd aangeklaagd. “Collin verweerde zich door te stellen dat deze investeringsronde speelde toen het platform pas een half jaar in bedrijf was. De sector stond nog in de kinderschoenen, Collin had nog nauwelijks ervaring met investeren en er was geen toezichtrechtelijke sturing van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De borg moest gezien worden als een ‘morele borg’. ‘Er golden op dat moment andere interne processen dan thans gelden’, aldus Collin in zijn verweer. ‘Vuijk kan geen rechten ontlenen aan huidige processen.'” Wat zij indirect zeggen is dat deze investeerder meebetaald aan het leergeld van het platform. En dat is naar mijn mening een onverantwoorde en domme uitspraak. En aanleiding om eens goed na te denken in hoeverre gebruikers van platformen voor het leergeld van het platform betalen, zonder hier van op de hoogte te zijn en voor te worden gecompenseerd.
Airbnb Eliminates Some Guest Fees to Take on Booking Holdings – Skift
Waar Uber de verschuiving aan het maken is van taxi app naar de toegangsapp voor mobiliteit, is Airbnb al een tijdje bezig om de verschuiving te maken naar de toegangsapp voor travel en accommodation. Een logische, maar ook een spannende stap. Kunnen ze het concurrentievoordeel vanuit het short stay rental behouden wanneer ze in markten gaan concurreren met platformen als Booking die al een dominante marktpositie hebben opgebouwd? Aan de andere kant is het ook een onvermijdelijke stap. Airbnb heeft bewezen dat er een businesscase te maken is van short stay rental van privé accomodaties via een platform en je ziet nu platformen als Booking ook die kant op bewegen. Het is dus eten of gegeten worden. Er is eigenlijk geen andere weg mogelijk.
In dit artikel wordt mooi beschreven dat de verandering in het businessmodel van Airbnb de weg vrij wordt gemaakt voor deze transitie. En dat is dat de commissie aan de klant kant verdwijnt en bij de commissie aan de aanbieder kant wordt opgeteld. Net als het geval is bij veerhuur bij alle andere soorten professionele accomodaties. Onder aan de streep zal het vermoed ik voor de prijs voor de klant niets uitmaken. De paar procent die de klant nu niet meer aan Airbnb betaald, zullen nu vast en zeker in rekening worden gebracht door de verhuurder. Deze zal netto vermoed ik op een zelfde bedrag willen blijven uitkomen. Typisch geval van vestzak broekzak.
Vorige week was ik als expert te gast bij BNR in Bedrijf tijdens een uitzending over Tranzer, een Nederlandse app waarbij je jouw OV reis vooraf via een mooie app kunt boeken en betalen. De app richt zich voornamelijk op mensen die 1-2 keer per maand met het OV reizen en op business klanten. Het was een gesprek op locatie in Amersfoort. Altijd erg leuk om te doen en ik zie dit soort optredens dan ook als een interessant gedachte experiment en een leuke leerschool.
De titel van het programma was ‘ondernemen zonder regels’, met de aanname dat platformeconomie doorgaans
zich in gebieden ontwikkeld waar nog geen regels zijn. In de uitzending was mijn standpunt dat dat onzin is. Over het algemeen zijn er regels en is er hoogstens onduidelijkheid in regulering, zoals met de ZZP platformen. En maken platformen slim gebruik van deze onduidelijkheid om te kunnen groeien. Ik schreef hier eerder het artikel ‘F*ck de regels’ op Marketingfacts. Bekijk daar ook het fragment van Kees Koolen, de man die Booking groot heeft gemaakt en de eerste COO van Uber was. In 2 minuten snap je de mindset van dit type ondernemers.
Waar in deze uitzending het ‘zonder regels’ aan refereerde was dat Tranzer graag wilde dat openbaar vervoer organisaties die met publiek geld worden gefinancierd met behulp van regelgeving moeten worden gedwongen om hun data open te stellen, zodat apps als Tranzer makkelijk hier op in kunnen tappen. Ik vind dat een slecht idee: er is ook altijd nog een bedrijfsbelang en daarnaast is het aan apps als Tranzer ook zaak om deze organisaties te overtuigen van de waarde die de app voor hen toevoegt. Oftewel: wees relevant voor al jouw stakeholders. Ik gaf ook aan dat het misschien heel nadelig voor Tranzer zal zijn wanneer zulke wetgeving er komt: beperkte toegang tot een markt is ook een groot concurrentie voordeel. Oftewel: als Tranzer nu met veel geld en moeite dit soort zaken voor elkaar krijgt, dan is de concurrent mogelijk de lachende derde. En dat is vanuit een business perspectief niet zo verstandig.
fragment Kees Koolen op The Next Web 2016
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Vorige week vond de tweede workshop plaats over ‘zekerheid en flexibiliteit in de kluseconomie’. Alle stakeholder groepen waren vertegenwoordigd en de presentaties en discussies goed. Doel van deze workshops is ook om de verschillende stakeholders met elkaar in contact te brengen en zo zaadjes te planten voor verdere samenwerkingen. En te leren van elkaars standpunten, dilemma’s en achtergrond. Missie geslaagd. Deze woensdag bij ‘BNR in Bedrijf’ mag ik als expert aanschuiven bij de vervoersapp Tranzer. In de volgende editie zal ik een link delen. Voor nu: fijne week!
‘They Were Conned’: How Reckless Loans Devastated a Generation of Taxi Drivers – The New York Times
Hoewel het het leven een stuk eenvoudiger zou maken als het waar zou zijn, is het toch echt belangrijk om te beseffen dat veel platform ontwikkelingen geen geïsoleerde ontwikkelingen zijn. En is het altijd belangrijk om naar de context te kijken voordat je een oordeel velt. Omdat je anders misschien op korte termijn wel aandacht krijgt voor je idee of standpunt (of de aandacht afleidt van iets waar je liever geen aandacht voor wilt hebben), maar op lange termijn kom je er niet mee weg. En sowieso draag je niet bij aan een oplossing.
Het probleem, oké: de uitdaging, is dat de context het probleem een stuk minder eenvoudig (en single stakeholder en vooral alleen externe stakeholder) maakt. Broodnodig om het op lange termijn op te lossen, maar op de korte termijn een oncomfortabel iets. Waar heb ik het over? 3 cases:
1: het ware probleem van thuisschoonmaak
Afgelopen dinsdag troffen thuisschoonmaak platform Helpling en FNV elkaar voor de rechter. Inzet: FNV vindt dat Helpling als platform werkgever is en de thuisschoonmakers in dienst moet nemen. Een zaak die, zoals ik eerder in deze blog omschreef, niet draait om de thuisschoonmaakster. Als FNV wint en Helpling moet de schoonmaaksters in dienst nemen, dan wil geen enkele consument de prijs betalen die daar bij hoort. Helpling failliet en de schoonmaaksters (weer) naar de zwarte markt.
Het probleem bij thuisschoonmaak is dat de klant, de consument, simpelweg niet het tarief wil betalen waarvoor de schoonmaakster het loon en zekerheden krijgt die wij als maatschappij (en zeker als vakbond) belangrijk vinden. Dat is dan ook de reden dat dit soort werk zich in de zwarte markt begeeft. Een platform gaat hier geen verschil in maken. Mogelijk kan een platform de condities voor de werkenden verslechteren door misbruik te maken van de macht (wat ik onwaarschijnlijk acht, aangezien het om een repeterende transactie gaat en de macht daardoor relatief is). Ook kan een platform de condities verbeteren. Door gebruik te maken van de collectieve kracht kunnen betaalbare verzekeringen worden aangeboden en kan het platform zelfs de stem van de schoonmaaksters in het publieke debat vertegenwoordigen. Daarnaast kan een platform door reviews en ID checks iets doen voor veiligheid van de werkomgeving van de schoonmaakster. Maar ook al kan een platform met de beste bedoelingen de omstandigheden ietsje verbeteren: het onderliggende probleem blijft.
Hoe dit op te lossen? Door het probleem te erkennen en daarop te acteren. Dat kan door de boel de boel te laten en te erkennen dat een kwetsbare categorie onder ons maatschappelijk minimum leeft. Maar dan als bewuste keuze. Of door als overheid het verschil tussen wat een consument wil betalen en wat nodig is om de schoonmaakster acceptabele arbeidsvoorwaarden bij te plussen. Subsidiëren. Zo kent België een systeem van de dienstencheques (lees dit interessante stuk uit De Correspondent over dit fenomeen) en krijg je in Scandinavië belastingvoordeel wanneer je iemand bij jou thuis laat schoonmaken. Dat is de enige manier om dit probleem op grote schaal op te lossen. Dat negeren is de discussie niet serieus nemen, of het eigen gewin voorop stellen aan de mogelijke oplossing. Is een keuze.
2: wie is er ook alweer verantwoordelijk voor de explosie van het aantal ZZP’ers?
Waar veelal de ZZP’ers zelf en hun opdrachtgevers de ‘schuld’ krijgen van de grote groei van het aantal ZZP’ers (ik ben zelf meer fan van de Zelfstandige Professional (ZP’er), mijn ambitie is niet om personeel te hebben) is het toch echt de overheid zelf die begin deze eeuw een aantal drempels hebben weggehaald om het Zelfstandig Ondernemerschap te stimuleren. En is het de overheid (en natuurlijk de andere belangen behartigers) die al jarenlang een dikke mist laat hangen rondom wie nu wel en wie nu niet gebruik mag maken van de (fiscale) voordelen van het zelfstandig ondernemerschap.
Daarnaast is de kern van het probleem, beter gezegd: de uitdaging, dat alle zekerheden zijn gekoppeld aan een bepaalde contractvorm: het werknemerschap. Tijdens de workshop over zekerheid en flexibiliteit in de platformeconomie was iedereen het er over eens dat dit de kern van het probleem is. Wanneer je dit loskoppelt, dus ook niet een ZZP verzekering, maar een werkersverzekering verplicht stelt, je een hoop problemen oplost. En je daarnaast ook drempels weghaalt voor mensen om vrijer en meer in hybride constructies te werken.
3: zijn Uber en Lyft verantwoordelijk voor de zelfmoorden van taxi chauffeurs in New York?
En dan komen we uit bij het artikel waar ik dit betoog aan heb opgehangen. In de stad New York was jarenlang een vast aantal taxi’s op de weg. 13.000 in totaal. Door een vergunningensysteem zat de markt op slot en werden de verdienste van de chauffeurs geborgd. Tot de app taxi’s van Uber, Lyft en Juno kwamen. In een aantal jaar tijd kwamen er zo’n 80.000 ‘ride hailing’ voertuigen bij en daalden de inkomsten van de taxi chauffeurs. Daarnaast werden de vergunningen, die door schaarste rond de 1 miljoen dollar kostten, een stuk minder schaars, daalden de waarde, wat zorgde voor financiële problemen bij chauffeurs. Met als dieptepunt enkele zelfmoorden van chauffeurs die het niet meer zagen zitten. En dit allemaal door Lyft, Uber en Juno. Of toch niet?
In dit zeer lezenswaardige en uitgebreide artikel in de New York Times wordt na zeer uitgebreid onderzoek een reconstructie gemaakt van hoe het kwam dat die vergunningen überhaupt een miljoen konden gaan kosten en wat de reden was dat veel chauffeurs in de problemen raakten. En dat verhaal is een stuk minder eenkennig… Een aantal fragmenten:
“Thousands of immigrants who were chasing the dream of owning a New York taxi were trapped in reckless loans by bankers who made hugeprofits, The Times found.”
“Between 2002 and 2014, the price of a medallion rose to more than $1 million from $200,000, even though city records showed that driver incomes barely changed.“
“The medallion bubble burst in late 2014. Uber and Lyft may have hastened the crisis, but virtually all of the hundreds of industry veterans interviewed for this article, including many lenders, said inflated prices and risky lending practices would have caused a collapse even if ride-hailing had never been invented.”
Oftewel: nu de context van het probleem bekend is, wordt duidelijk dat de grootste boosdoener niet de Silicon Valley apps zijn (die overigens slim gebruik maken van een categorie die onder een lichte regulering valt: de bel en bestel markt), maar een flink aantal gewetenloze financiële instellingen en een groot aantal falende instituties die jarenlang alle rode vlaggen hebben genegeerd.
Deliveroo-koeriers dreigen belastingen te moeten betalen | De Tijd
In België kun je wanneer je je diensten aanbiedt via een (deel)platform dat erkend is door de overheid (zie lijst) jaarlijks tot 6.250 euro onbelast bijverdienen. Over deze inkomsten hoef je ook geen sociale bijdragen te betalen. Een interessant idee, hoewel je je natuurlijk wel af kunt (en moet) vragen of de manier waarop de match tot stand is gekomen mag leiden tot een belastingvoordeel. Aanbieders zullen eerder kiezen om te werken via zo’n platform dan voor niet platform intermediairs. Of natuurlijk de goede oude zwarte markt 😉 En er is een gevaar dat klanten zonder digitale skills straks geen mensen meer in kunnen huren, aangezien het aanbod zich verschuift naar het digitale domein.
Enfin, Deliveroo en UberEats zijn ook door de overheid erkend. Opmerkelijk, omdat een van de voorwaarden is dat er “een overeenkomst bestaat tussen twee particulieren voor de handel in diensten. Wie via Deliveroo een maaltijd bestelt bij een restaurant uit de buurt, gaat geen overeenkomst aan met de fietskoerier die de maaltijd aan huis levert. De consument en de koerier komen niet onderling overeen hoeveel de levering zal kosten.” Het is dan ook niet heel vreemd dat de fiscus nu aan de bel trekt. Dat had natuurlijk ook al gedaan kunnen zijn bij het verzoek dat Deliveroo en UberEats deden om erkend platform te worden, maar toch.
Reflections on a courier consultation forum in New York City | Platform Labor
Weer een interessante blog van onderzoeker Niels van Doorn. Niels doet onderzoek naar de condities van food delivery koeriers in New York, Berlijn en Amsterdam. In deze blog doet hij verslag van een multi stakeholder event.
“The forum built on my research on the opportunities and challenges of platform-mediated “on-demand” food delivery work in New York City (see also this previous workshop), welcoming stakeholders from the public and private sectors to consult with food delivery workers about what can be done to improve their working conditions and to develop labor standards in this emerging industry. Our primary aim was to raise awareness among legislators, policymakers, and labor organizers, and to stimulate a robust discussion centered on the following questions:
1) How can on-demand food delivery platforms improve the working conditions and income opportunities of their courier fleets?
2) What new government policies would be needed to help improve labor standards in this industry?”
In dit stuk komt duidelijk naar voren hoe verschillend de apps zijn richting de worker. Hoe zij omgaan met tarieven, bonus, fooi, wachttijd, voorrang, etc. Erg interessant en relevant om te lezen en het geluid vanuit degenen die voor de apps werken zelf te horen.
Airbnb and New York City Reach a Truce on Home-Sharing Data | WIRED
Handhaving van vakantieverhuur via platformen is een probleem waar veel steden mee kampen. Zonder toegang tot data is goed handhaven nagenoeg onmogelijk en platformen als Airbnb weigeren veelal data te delen onder het mom van de privacy van de gebruikers. En zo belandt de kip-ei discussie in een eindeloze vicieuze cirkel.
In New York heeft de rechter een handje geholpen. “a judge ordered Airbnb to turn over more detailed and nonanonymized information on dozens of hosts and hundreds of guests who have listed or stayed in more than a dozen buildings in Manhattan, Brooklyn, and Queens in the past seven years.” Toeval of niet, maar wanneer er een schaap over de dam is… : “Two days after that agreement was signed, a judge ordered Airbnb to comply with four additional city subpoenas the company had challenged as “overbroad and unduly burdensome.”.
Ik denk dat Airbnb hier zeker steken heeft laten vallen. Als bedrijf moet je zelf in de lead zijn over je eigen toekomst, maar door onvoldoende mee te werken aan de handhaving issues en het organiseren van illegale activiteiten op het platform hebben zij zichzelf diep in de vingers gesneden. Aan de andere kant moeten we misschien Airbnb dankbaar zijn voor dit gedrag: het heeft bijgedragen aan een enorme berg aan kennis en ervaring bij gemeenten over hoe om te gaan met platformen in de stad én heeft ambtenaren minder naïef gemaakt voor wanneer er weer een volgend platform zich aandient. Zo heeft ieder voordeel zijn nadeel, zou een bekende Amsterdamse filosoof hebben gezegd.
Het is overigens maar de vraag of het wenselijk is dat een gemeente de data van platformen als Airbnb ontvangt. Juist ook omdat deze de zaken goed op orde moet hebben om deze data op een verantwoorde manier te verwerken. Voor een stad als New York of Amsterdam maak ik mij hier niet zoveel zorgen, maar juist de kleine steden hebben hier denk ik een probleem. Het is dan ook de vraag of de overheid de verwerker moet worden van dit soort gegevens, of dat we op zoek moeten naar een andere constructie.
Tweet
Ik zie steeds meer marktplaatsen die van een enorm gefragmenteerde supply langzaam maar zeker stappen zetten naar een meer stabiel aanbod. Dit lijkt ook de enige manier om de klant aan de andere zijde van de marktplaats, die een stabiele ervaring en service wenst, te kunnen bedienen. Oftewel: Uber spoort chauffeurs aan om meer te rijden, SnappCar stapt in private lease om een meer stabiele, professionele en uniforme supply op te bouwen, Peerby op de items die vaak worden gehuurd en dan het liefst bij niet al te veel aanbieders en Airbnb op de super hosts. Hierover later meer.
In de media
Van Spaendonck 100 jaar: Vol inspiratie naar de toekomst by Van Spaendonck – Issuu
Voor een magazine rondom het 100 jarig jubileum van Van Spaendonck werd ik geïnterviewd over platformen. Zie hier het resultaat.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Komende week staat de tweede workshop op de planning. Deze keer over zekerheid en flexibiliteit voor de worker in de kluseconomie. Tof dat van alle stakeholdergroepen vertegenwoordigers aanwezig zijn voor een constructief debat. Platformen, vakbonden, de ABU, overheid en wetenschap. En dat terwijl op dezelfde dag de zaak FNV <> Helpling (ik schreef er eerder dit over) voor de rechter komt. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden zal ik maar zeggen. Afgelopen week werd het paper over de succesfactoren van platform coöperaties dat ik samen met Koen Frenken schreef gepubliceerd. Een mooie mijlpaal. In deze editie ga ik er uitgebreid op in. Fijne week!
Amazon targets Uber Eats with Deliveroo investment – The Verge
Afgelopen week werd bekend dat onder andere Amazon 575 miljoen dollar investeert in Deliveroo. Serieus geld van een serieuze speler. Naar eigen zegge wordt het geld gebruikt om de markt te vergroten, de technologie te verbeteren en te investeren in nieuwe concepten, zoals de ‘dark kitchens’, een fenomeen waar ik een paar weken geleden al over berichtte.
Amazon heeft in het verleden al vaker geprobeerd de food delivery markt te betreden met een eigen app, maar heeft ook geprobeerd om (net als Uber) Deliveroo in zijn geheel te kopen. Toen nog zonder succes.
De combinatie van de twee is interessant. Een uitspraak van food delivery ondernemers die ik vaker heb gehoord is dat wanneer je het spelletje van food delivery werkend krijgt, je alles werkend krijgt. Food delivery is lastig vanwege het warme eten (dat ook met enige zorgvuldigheid moet worden vervoerd), het extreme on demand aspect en het gegeven dat je niet 2, maar 3 stakeholders hebt: klant, restaurant en koerier. Nu Amazon steeds vaker en sneller (in steden) wil bezorgen, zou Deliveroo een heel interessante partner en leermeester kunnen zijn hoe je dit voor spullen anders dan eten organiseert. Het is niet onwaarschijnlijk dat Amazon een dergelijke service voor lokale retailers gaat aanbieden (waarmee je wederom 3 stakeholders hebt) en daarmee de markt laat groeien. Lokale retailers die hun voorraad in de winkel ook op Amazon zetten, klanten kunnen deze vervolgens online kopen en de koerier haalt het item op in de winkel en brengt het naar de klant. En dat binnen een half uur. Hiermee wordt de grens tussen online en offline retail nog dunner. Voor Deliveroo zou dit een kans zijn om koeriers meer werk te kunnen geven. Nu kunnen zij alleen een additioneel inkomen bieden, aangezien er alleen tijdens de ‘hungry hours’ werk is. In combinatie met Amazon zouden ook de uren daar buiten prima kunnen worden gevuld.
Ik schrijf al een tijd over platform coöperaties. In een zoektocht naar alternatieve eigenaarschap en bestuur modellen kwam ik in 2015 dit fenomeen tegen. Platform coöperaties zijn platformen waarbij de gebruikers en de eigenaren en beheerders zijn van het online platform waar zij afhankelijk van zijn. In potentie kunnen zulke ‘platformcoops’ een antwoord zijn op de nakende monopolies van klusplatformen en lage verdiensten voor platformwerkers.
In 2016 bezocht ik in New York een internationale conferentie over dit onderwerp en bezoeken aan Londen (2x), Berlijn, Brussel, (nog een keer) New York en een tour door Frankrijk volgden.
Hoewel het idee van een coöperatief platform sympathiek klinkt, is het een lange weg om dit idee succesvol te maken. Met hulp van ‘zaaigeld’ door het programma ‘Instituties voor Open Samenlevingen’ van de Universiteit Utrecht kon ik, samen met Koen Frenken, dit fenomeen verder onderzoeken. In dit paper, mijn eerste paper ooit (na honderden nieuwsbrieven en blogs en een paar boeken ;-)) sommen we een aantal succescriteria op voor platformcoops en analyseren vervolgens in welke sectoren ze mogelijk levensvatbaar zouden zijn.
De succesfactoren (die in het artikel nader worden toegelicht):
Lokale of bovenlokale markt
Eenvoudige of complexe dienst
Terugkerend of eenmalig dienst
Hoofd of aanvullend inkomen
Bestaande structuren (zijn er bestaande coöperaties aanwezig of niet)
Is een coöperatie een betere oplossing?
In het artikel stellen we een aantal in mijn ogen heel belangrijke vragen. Een daarvan is in hoeverre platform coöperaties een betere oplossing zijn ten opzichte van de platformen die we nu kennen. Via Linkedin kwam deze vraag ook nog eens terug: Wie helpt het en wie niet? In hoeverre dragen coöperaties bij aan het maatschappelijk algemeen nut?
Coöperaties zijn er inderdaad in alle vormen en smaken en het is zeker geen gegeven dat een coöperatie automatisch bijdraagt aan het maatschappelijk algemeen nut. In dat opzicht is het niet meer en minder dan een rechtsvorm die je in staat stelt om bepaalde keuzes wel of niet te maken. Zo draagt de coöperatie met investeerders zoals bij crowdfunding platform Symbid (ik heb er zelf eentje ‘gehad’) niet vanzelfsprekend bij aan een betere betrokkenheid van investeerders, een hogere waarde van het bedrijf en een grotere verantwoordelijkheid naar de maatschappij. Uiteindelijk zijn het de leden en bestuur die aan de knoppen zitten en is het afhankelijk van hun keuzes of dit positief of negatief uitpakt.
De platform coöperaties waar wij in het artikel over spreken zijn doorgaans werknemer coöperaties. Het idee achter platform coöperaties is dat de stakeholders diehet meest afhankelijk zijn van het platform (doorgaans de aanbieders) door eigenaarschap en zeggenschap minder kwetsbaar zijn. En aangezien zij voor lange termijn afhankelijk zijn van het platform eerder keuzes maken die verstandig zijn voor de lange termijn van het platform dan voor korte termijn winstmaximalisatie.
Hoewel worker coops zeker voordelen hebben, zou je ook kunnen stellen dat door de oplossing te zoeken in de juridische vorm essentiële onderliggende vragen worden vermeden. Zoals: hoe zorg je er voor dat kapitaal dienend is aan de organisatie in plaats van andersom? Ik heb mij verdiept in het ‘Steward Ownership Model’ dat is ingericht met de gedachte dat ownership dienend moet zijn aan de organisatie en niet andersom. Ik vond dit erg interessant, omdat er niets mis is met geld verdienen en rendement maken, maar dat het niet ten koste moet gaan van de lange termijn en het belang van stakeholders en maatschappij.
Sowieso is het naïef om te denken dat een rechtsvorm alle problemen oplost en dat de markt rekening houd met maatschappelijk belang. Excessen in de de platform economie moeten worden aangepakt door beleid van overheden. Het zelfcorrigerende vermogen van een markt is altijd beperkt. In dat opzicht is de (rol van de) overheid in al dit soort discussies ondergewaardeerd. Zowel de markt als overheid zijn zich nog te weinig bewust van de noodzakelijke rol die een overheid en andere stakeholders kunnen en moeten nemen in er voor zorgen dat dit soort modellen voor alle stakeholders werken en daarmee door kunnen groeien naar een volwassen model.
Het antwoord op de vraag of platform coöperaties een betere oplossing zijn, is met een van de meest gebruikte antwoorden in de wetenschap te beantwoorden: it depends. Maar zeker een model dat de moeite waard is om verder te ontwikkelen, mee te experimenteren en te onderzoeken.
Funda wil bezoeker ook naar hypotheek loodsen – FD
Het was al langer bekend dat Funda bezig was met de plannen voor een Funda 2.0. Een jaar geleden werd Quintin Schevernels als nieuwe CEO aangetrokken om deze transitie in te zetten. Quote omschreef hem als “directeur bij De Telegraaf en was mede-eigenaar van VNU Media na een management buy-out. Daarna was hij baas bij successtartup Layar tot het bedrijf in 2014 werd verkocht.” Niet iemand die je aantrekt om de oude koers door te zetten dus.
Afgelopen week maakte Funda zijn nieuwe plannen bekend. “Bezoekers van Nederlands grootste woonsite moeten er niet alleen huizen kunnen vinden, maar er ook de financiering kunnen regelen.”
Natuurlijk een logische stap, maar niet eentje die zonder slag of stoot tot stand zal zijn gekomen. Met de opkomst van platformen heeft NVM destijds een briljante zet gedaan door proactief zelf een eigen platform te maken. Hoewel dit een unieke stap was, werd het de jaren die volgden duidelijk dat er ook een uitdaging zit wanneer de afhankelijke stakeholders (indirect) eigenaar zijn van het platform waarmee zij hun business runnen. En dat is dat deze doelgroep geneigd is om de eigen belangen voor de belangen van de gebruikers te zetten. Dat is ook precies wat er gebeurde. De innovatie en doorontwikkeling van Funda zat voornamelijk in het technische domein, maar cruciale aanpassingen aan het model bleven uit. Enerzijds omdat aanpassingen de rol van de makelaar, en daarmee ook de aandeelhouder, in gevaar bracht en anderzijds omdat de aandeelhouder ook weinig incentive had om flink te investeren in doorontwikkeling. Advertenties was de core van het platform en er was weinig noodzaak om dit verder uit te bouwen. Tot nu.
Op het moment dat jouw huis op Funda komt, weet de makelaar en dus ook Funda dat je in een korte tijd bezig bent om veel geld uit te gaan geven. Geld voor een financiering, notaris, taxatie, verhuizer, schilder, inrichting en ga zo nog maar even door. Het is dan ook een gemiste kans is dat je in die goudmijn aan kansen slechts één ding doet: een advertentie faciliteren. Doodzonde. Je kunt dit trouwens ook tegen een makelaar zeggen, alleen heeft een organisatie als Funda natuurlijk veel meer middelen om hier op in te zetten. En is het dus logisch dat het nieuws dat deze week werd vermeld slechts een eerste stap is.
Ik denk dat het Funda voorbeeld een interessante aanleiding is om nog eens goed na te denken over de businessmodellen en de waarde proposities van platformen. Veel platformen pakken nu een marge op transactie, terwijl ze veel meer voor die klant kunnen doen. SnappCar kan bijvoorbeeld de schaal inzetten om interessante deals (winterbanden, APK, verzekering, etc.) voor hun gebruikers aan te bieden. Funda laat ook zien dat door het aanpassen van de waarde propositie je ook een stapje op kunt schuiven naar de totaal ontzorging van de klant. Waarmee je niet alleen je businessmodel, maar ook je bestaansrecht een stuk steviger neerzet. Aan de slag dus.
Als burgers ‘users’ worden: slimme stad Helmond – SETUP
Slimme steden. Daar kan niemand tegen zijn. Want wie wil wonen in een domme stad? Het was als ik het mij goed kan herinneren Ronald van den Hoff die dit vorig jaar in zijn presentatie deelde. Slim kan dus alleen maar goed zijn, dat hebben de marketeers slim bedacht. Dit artikel is daar toch (heel terecht) kritisch over. Twee fragmenten:
“In Helmond verrijst een wijk volgens de laatste smart city trends. Een deel van de bewoners (100 van de 4000) krijgt in ruil voor data, korting op hun huur. Hoe meer sensoren in huis, hoe goedkoper de huur. <…> Een kwalijke zaak: betalen voor privacy is een perverse prikkel die ongelijkheid stimuleert. Privacy wordt zo een luxe voor de elite, terwijl mensen met een laag inkomen worden verleid om hun data af te staan. Dit draagt bij aan wat wetenschapper Virginia Eubanks het ‘automatiseren van ongelijkheid’ noemt: omdat er, mede door dit soort constructies, meer data beschikbaar is over minderheidsgroepen, worden zij vaker geprofileerd op basis van deze data.”
En: “In de woorden van de directeur van Brainport Smart District: “we doen hier niet alleen de veilige dingen, we experimenteren ook. Anders krijg je nooit disruptie.” Dit suggereert dat disruptie nooit op een veilige manier kan gebeuren. Maar wat houdt disruptie dan daadwerkelijk in? En als het onveilig is, wie wil er dan disrupted wonen?” Sowieso is disruptie ee
n redelijk loze en lege kreet: stuk maken voor wat? Vaak gebruikt door (tech) bedrijven om zich een tijdje in een grijs juridisch gebied te begeven om daarmee snel te groeien, marktaandeel te veroveren en de concurrentie achter zich laten. Slim taalgebruik, maar in veel gevallen ook echt niet meer dan dat. En het is de vraag in hoeverre publieke partijen zich als disruptief moeten gedragen. Ik heb er mijn twijfels bij.
Best lullig…
Uber boasts that it awarded $40,000 to any driver who made 40,000 trips. Almost no one would have made the cut. | Markets Insider
Eerder maakte ik al bekend dat trouwe Uber chauffeurs geldbedragen zouden/hebben ontvangen bij de beursgang van Uber. (het aandeel is trouwens weer wat opgekrabbeld) In Facebook groepen zag ik screenshots van chauffeurs die flinke bedragen ontvingen. Een mooie zet, al is het ook wat cynisch dat bijvoorbeeld Kees Koolen, die even COO van Uber was, voor een zelfde waarde aandelen had als wat alle chauffeurs bij elkaar zouden ontvangen. Dat de wereld niet gelijk is dat is geen nieuws, maar soms wel wat rauw om het zo bevestigd te zien. Enfin: de hoogste bonus die je als chauffeur kon krijgen was 40.000 dollar wanneer je meer dan 40.000 ritjes had gedaan. In dit artikel wordt onderzocht wat je daar voor had moeten doen. En de conclusie is: er is waarschijnlijk niemand of hoogstens een enkeling die dit voor elkaar heeft gekregen. Mooi kado 😉
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail (martijn@collaborative-economy.com) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.