Overleven versus perspectief? ‘Geen kwestie van geld, maar van verantwoordelijkheid nemen’

In de discussie over platformwerk stuit ik steeds weer op een groot dilemma. Online platforms bieden een snelle oplossing voor werk en inkomen op de korte termijn. Tegelijkertijd schieten ze vaak tekort in het bieden van goede arbeidsvoorwaarden, duurzame loopbanen en toekomstperspectief. Dit spanningsveld is volgens mij de belangrijkste uitdaging voor de toekomst van werk. Hoe lossen we het op?

Frida Mwangi weet er alles van. Ze maakte de overstap van huisvrouw naar platformwerker, en groeide vervolgens door tot ondernemer en vakbondsleider. Als mede-oprichter van de Kenya Union of Gig Workers (KUGWO) maakt ze zich sterk voor de rechten van Keniaanse platformwerkers. Haar lessen zijn niet alleen relevant voor Kenia, maar voor de platformeconomie wereldwijd. Ik sprak haar voor een nieuwe aflevering van The Gig Work Podcast van de WageIndicator Foundation tijdens mijn bezoek aan Nairobi, Kenia.

Een nieuwe start

Mwangi weet uit eigen ervaring welke kansen en gevaren de platformeconomie kan bieden. Nadat ze zeventien jaar fulltime moeder en huisvrouw was geweest, wilde ze weer aan het werk. Niet alleen om geld te verdienen, maar ook om een voorbeeld te zijn voor haar kinderen. Maar zonder recente werkervaring of referenties was een reguliere baan onbereikbaar.

Toen ontdekte ze Upwork, een van de grootste internationale platformen voor freelancers. Daar kon ze na een korte training direct aan de slag. Haar eerste werk was audio omzetten in teksten (transcriber). “Ik kon in mijn eigen tijd werken vanuit huis, dat was ideaal in combinatie met de opvoeding en het huishouden”, vertelt ze. “In het begin was het uitputtend, want het was mijn allereerste baan. Tegelijk voelde het als een bevestiging: ‘Oh, dit is echt. En het is iets wat ik daadwerkelijk kan.’ Het voelde als een kans op een nieuw leven.”

Leren van anderen

Mwangi wilde ooit advocaat worden, maar dat was er niet van gekomen. Leergierig was ze nog steeds. Ze ontdekte allerlei online gemeenschappen waarin platformwerkers kennis en ervaring deelden. “Daar leerde ik veel van, zowel over het werk als over hoe je hogere verdiensten kon halen”, vertelt ze. “Die gemeenschappen waren ontzettend waardevol. Binnen een mum van tijd had ik meer werk dan ik aankon. Ik wist mijn overvloedige werk uit te besteden via mijn eigen kleine onderneming: Kazi Remote.”

Dit laat zien dat platformwerk een springplank kan zijn naar werk en zelf ondernemerschap. Maar Mwangi ontdekte ook al gauw de negatieve kanten.

Frida Mwangi, foto door Martijn Arets

Eenzijdige voorwaarden

Ten eerste: arbeidsvoorwaarden en verdiensten konden zomaar ineens veranderen. Aanvankelijk verdiende ze tussen de 15 en 20 dollar per opdracht, later liep dat op tot 100 dollar toen zij zich specialiseerde in juridische, financiële en academische transcriptie opdrachten. “Toen meer mensen aan de slag gingen via Upwork, werden het lastiger om klussen te krijgen”, vertelt ze. “Het probleem was dat je moest bieden op opdrachten en dat systeem was onbetrouwbaar. Sommige dagen bleef je maar bieden zonder werk te krijgen.” Ook verschoof het werk van transcriberen naar het proeflezen van door AI gegenereerde transcripties.

Toen voerde Upwork een nieuw systeem in. Platformwerkers moesten credits kopen om te kunnen bieden op een klus. “Om een veilige positie op het platform te behouden, moet je soms wel 45 dollar per maand aan credits besteden”, vertelt Mwangi. “Voor wie uit een financieel kwetsbare situatie komt, is dat een flinke drempel. Het platform liet de werkenden ineens alle risico’s dragen.”

Buitensluiting en trage betalingen

Bovendien kon het algoritme je zomaar buitensluiten. “Soms werd je wakker en was je account zonder waarschuwing geblokkeerd”, zegt ze. “Vaak werd je vanzelf weer toegelaten, maar dat duurde even. In de tussentijd miste je inkomsten.”

Platformen namen geen verantwoordelijkheid, vertelt ze. “In het begin was PayPal niet toegankelijk voor de Afrikaanse regio. Toen de dienst wel beschikbaar kwam werden accounts regelmatig geschorst, terwijl het geld van de werkende er nog op stond. En liepen uitbetalingen soms maanden vertraging op. Als we klachten hadden, was niemand bereikbaar.”

Internetafval en mentale schade

Ironisch genoeg begon Frida’s activisme via een initiatief van het platform zelf. Tijdens een Upwork-evenement ontmoette ze andere freelancers en ontdekte ze dat ze niet de enige was met problemen. Ook hoorde ze schrijnende verhalen van collega’s in contentmoderatie en data-labeling. Dit is het werk waarbij mensen illegale of aanstootgevende teksten of video’s van platforms moeten verwijderen en algoritmes trainen om dit soort content te herkennen.

“Velen dachten dat ze vertaalwerk gingen doen, maar moesten in plaats daarvan dagelijks schadelijke inhoud filteren”, vertelt ze. “Het was afval, internet-afval waar je doorheen aan het ziften bent. En hoe meer je binnenkrijgt, hoe schadelijker het is voor je mentale gezondheid.”

‘Platformen bieden geen carrière’

Verder zag ze dat platformen weliswaar een opstap boden naar werk, maar werkenden niet echt vooruit hielpen. “Als ik was blijven steken in mijn transcriptiewerk, zou ik nu nauwelijks opdrachten meer hebben”, zegt ze. “Dit soort werk is inmiddels grotendeels geautomatiseerd. Dat geldt voor meer klussen via platformen.”

De techbedrijven bieden een lage drempel om aan de slag te gaan, maar zelden doorgroeimogelijkheden, trainging of begeleiding. Mwangi: “Ik realiseerde me dat platformen je geen carrière bieden, maar slechts geschikt zijn als tijdelijke plek om geld te verdienen. Toch worden vele afhankelijk, juist door gebrek aan doorgroeimogelijkheden.”

Georganiseerde actie is niet eenvoudig

Ook hoorde ze steeds meer verhalen over onderbetaling bij locatiegebonden werk, zoals taxidiensten. Al deze verhalen raakten haar diep en brachten een oude droom terug: advocaat worden. Ze voelde een sterke drang om op te komen voor platformwerkers. Mwangi: “Volgens mij moeten de platformen hun verantwoordelijkheid nemen, zowel qua arbeidsomstandigheden en beloning als qua langetermijnperspectief.”

Haar eerste poging in 2019 om een vereniging op te richten mislukte. “Niemand had ervaring met organisatievorming”, vertelt ze. “Bovendien is organiseren is niet eenvoudig in de platformeconomie. Waar je in een fabriekshal makkelijk met collega’s over problemen praat, zit zitten platformwerkers alleen thuis. Ook is er een kloof tussen de verschillende typen werk. De online freelancers voelen zich anders dan bijvoorbeeld de Uber-chauffeurs.”

Maar ze gaf niet op, want ze was ervan overtuigd dat collectieve actie noodzakelijk is. In 2024 kreeg ze het voor elkaar: samen met andere paltformwerkers stichtte ze de Kenya Union of Gig Workers (KUGWO). Het is de eerste Keniaanse vakbond die zich inzet voor betere arbeidsomstandigheden, lonen en rechten voor alle type platformwerkers.

‘Het is een kwestie van verantwoordelijkheid nemen

Mwangi’s visie: platformen kunnen zowel korte- als langetermijnvoordelen bieden voor werkenden. “Het is een keuze voor bedrijven om al dan niet mee te werken aan uitbuiting”, zegt ze. “Dat geldt niet alleen voor de platformen zelf. Hun klanten zijn vaak grote, westerse corporates. Deze bedrijven moeten de ‘S’ (Sociaal) in de ESG-principes (Environmental, Social, and Governance) niet vergeten.”

KUGWO werkt graag samen met techbedrijven om de belangen van de werkers voorop te stellen. Een mooi voorbeeld is de samenwerking met Microsoft/LinkedIn Learning. De Keniaanse vakbond kaartte aan dat platformwerkers die hun baan verloren door automatisering geen mogelijkheden hadden om hun vaardigheden te verbeteren. Na overleg bood Microsoft elf gratis cursussen aan (zoals projectmanager of softwareontwikkelaar) als opstap naar beter werk. Mwangi: “Dit bewijst dat je, zelfs in een complexe relatie, concrete en duurzame oplossingen kunt vinden.”

Frida Mwangi, foto door Martijn Arets

Kracht van sterke vakbonden

Tot slot sprak ik Mwangi over politieke invloed en regelgeving. Volgens haar wordt de stem van werkenden in Kenia structureel genegeerd door beleidsmakers. Haar oproep aan de rest van de wereld is dan ook helder: “Bouw sterkere instituties waarmee werkenden meer invloed kunnen uitoefenen. Steun ze, bijvoorbeeld met juridische en technische expertise. Werkgevers en overheden hebben al zoveel macht, de werkende staat zwak.”

Mwangi benadrukt dat je financiële onafhankelijkheid en een sterke ledenbasis nodig hebt om überhaupt te kunnen onderhandelen. Ze weet uit ervaring hoe moeilijk dat is. Toch heeft ze met haar veerkracht en doorzettingsvermogen al veel bereikt.

Tot slot: is het een dilemma?

Die oproep van Mwangi sluit aan bij eerdere gesprekken die ik voerde, zoals met Ephantus Kanyugi van de Keniaanse Data Labelers Association. Dit is geen officiële vakbond, en juist daardoor snel en flexibel. Mwangi koos een andere route: het oprichten van een formele vakbond, met alle bureaucratie en politieke dynamiek die daarbij komt kijken. In de praktijk zijn ze complementair. Ze hebben verschillende strategieën, maar een gedeeld doel: betere werkomstandigheden en beloning voor platformwerkers.

Ik ben het eens met Kanyugi en Mwangi: wat op korte termijn nodig is en wat op lange termijn belangrijk is, moet hand in hand gaan. Snel en laagdrempelig toegang tot werk, met zekerheid en toekomstperspectief. Zeker als de opdrachtgevers bedrijven zijn, moeten zij verantwoordelijkheid nemen en die niet afschuiven op de individuele werkenden. Opdrachtgevers en platformen moeten kiezen: dragen ze bij aan uitbuiting, of bouwen ze mee aan perspectief voor werkenden wereldwijd?

De rol van sociale partners in het gebruik van AI op werk

Vorige week mocht ik een bijdrage leveren aan een bijeenkomst georganiseerd door de ‘International Society for Labour and Social Security Law’ ism het Levenbach instituut. Het thema: ‘The role of social partners in the use of AI at work’. Na bijdragen over de ervaringen uit Nederland, België en Europa mocht ik afsluitend reflecteren en een workshop verzorgen. Een aantal take aways en gedachten:

  • De impact van technologie op arbeid is niet nieuw, we kunnen (net als voorgaande sprekers deden) veel leren door te kijken naar ervaringen uit het verleden;
  • Ai en werk gaat vaak niet over vervanging, maar over de kwaliteit van – en toegang tot – werk en een groeiende asymmetrie van macht tussen werk’gever’ en werkenden;
  • Sociale partners vullen het gat tussen regelgeving en samenleving, maar ik vraag mij af of de druk niet te hoog wordt wanneer handhaving ontbreekt en het is de vraag welke skills ontbreken bij sociale partners om een gelijkwaardige gesprekspartner te zijn in het debat;
  • Tegelijkertijd kunnen sociale partners echt een verschil maken door afspraken over AI (ik weet het: een heel breed begrip) mee te nemen in collectieve afspraken. Het enige nadeel hiervan is dat 1) collectieve afspraken doorgaans van toepassing zijn op werknemers, terwijl 46% van de werkende bevolking wereldwijd géén werknemer is, 2) cao’s veelal (zeker als je globaal kijkt) niet openbaar zijn: hierdoor kunnen bonden en sectoren niet goed van elkaar leren en 3) als je naar ‘worker protests’ in de gig economy kijkt (= de proefkeuken voor AI en arbeid) grassroots bewegingen veruit de grootste organisatoren zijn, niet vakbonden;
  • In discussies over arbeidsrecht wordt veelal de voorkeur voor het werknemerschap uitgesproken, terwijl in veel gevallen dit zal resulteren in het werken met subcontractors en uitzendbureau’s. Weer iemand die een stuk van de taart opeet, waarbij je 3x mag raden waar de rekening komt te liggen. Ik mis nog de meer bredere discussie over de waarde en waardering van werk;
  • We daardoor echt moeten nadenken over contract neutrale regelgeving en bescherming. Zie bijvoorbeeld ook dit paper over de Europese Platformwork Directive;
  • In discussies over AI en werk wordt vooral gekeken naar degene die de AI gebruikt of waar de AI op van toepassing is, maar niet naar de werkenden en het werk in de supply chain van AI.

Na mijn introductie en reflectie gingen de aanwezigen in groepen in gesprek over de volgende 4 vraagstukken die ik had meegenomen:

  1. Which stakeholder is responsible for setting up and managing a data wallet for workers: the GigCV case study.
  2. How can the cooperative model leverage power in the topic of work and AI for workers?
  3. How can we create a tariff floor for self-employed workers?
  4. How can social partners safeguard the rights of workers in the AI supply chain in a global labor market?

Al met al een interessante sessie om bij te wonen en bij te dragen en altijd erg leuk om meer te leren van andere disciplines. Dank Miriam Kullmann en Matthijs van Schadewijk voor de uitnodiging en organisatie en Mijke Houwerzijl, Juliana Londono, Simon Taes en Klara Boonstra voor jullie inspirerende presentaties.

Dit leerde ik tijdens het event ‘Ghostwork, de onzichtbare arbeid achter AI’

Vorige week organiseerde ik samen met Tessa Duzee bij de HvA het event ‘Ghostwork, de onzichtbare arbeid achter AI’. Het doel was om bewustwording te creëren rondom het feit dat er achter AI vele tientallen miljoenen kwetsbare werkenden zitten die de data annoteren en controleren en hiermee AI draaiende houden. En om het gesprek aan te slingeren hoe we deze omstandigheden kunnen verbeteren. Vanuit het individu, vanuit professionals in ‘Responsible AI’, vanuit de HvA zelf en vanuit organisaties (AI-bedrijven en hun klanten). Dit onder leiding van moderator Tessa en bijdragen van experts Fiona Dragstra (WageIndicator Foundation), Nanda Piersma en ondergetekende. Ook de datawerkers zelf kregen door middel van video fragmenten een podium, waar zij vertelden over hun ervaringen.

Het was interessant om de verschillende disciplines bijeen te brengen en open het gesprek aan te gaan met de 80 aanwezige studenten. Mijn 5 ‘take-aways’ van dit event:

  1. Het al dan niet uitbuiten van werkenden is een bewuste keuze. Niet uitbuiten ook. De datawerk markt kenmerkt zich als een to-business markt, wat anders is dan andere gig markten als taxi en delivery. En in een to-business markt zijn organisaties verantwoordlijk voor hun supply-chain. Ik kijk hier naar zowel de AI-bedrijven zelf, maar ook de klanten die zij bedienen;
  2. In een markt waar organisaties kapitaliseren op fragmentatie en informatie asymmetrie is verenigen meer belangrijk dan ooit. Denk aan vakbonden en coöperaties. De sleutel voor eerlijke(re) oplossingen of verzet ligt in het vinden en verbinden van knooppunten waar je kritieke massa mee kunt creëren. Kijk bijvoorbeeld ook naar organisaties als SURF en Public Spaces. Maar ook overheid is als (ik vermoed) de grootste klant van big tech en een grote distributeur van kapitaal middels subsidies zo’n knooppunt. Maak daar gebruik van, neem verantwoordelijkheid en durf keuzes te maken.
  3. Eerlijke(re) alternatieven creëren kost tijd. Het is niet reëel dat alternatieven vanaf dag één even soepel en schaalbaar te gebruiken zijn dan de huidige dominante spelers. Zij hebben immers een voorsprong van jarenlang innoveren, leren en doorontwikkelen. Betaald vanuit de inkomsten die wij als gebruiker hebben betaald. Deze cirkel doorbreken vraagt dat we door een ‘zure appel’ heen moeten bijten waar korte termijn gemak en lange termijn soevereiniteit met elkaar in gevecht zijn.
  4. Er wordt veel gesproken over Europese ‘kampioenen’. Natuurlijk ben ik voorstander van Europese techbedrijven, maar zolang er in het eigenaarschap en governance stuk niets veranderd, dan staat niets in de weg dat deze bedrijven uiteindelijk óf worden opgekocht door andere partijen, óf dat zij door winst gedreven keuzes maken die maatschappelijk een negatieve impact hebben. Daarom pleit ik er voor om naast techbedrijven van ‘eigen bodem’ ook het gesprek aan te gaan over eigenaarschap en governance en modellen als het Steward Ownership model meer gangbaar te maken en financiering van dit soort modellen aantrekkelijker.
  5. De grootste vraag die tijdens het event in de lucht hing was: ‘wat kun je als individu doen?’. Ten eerste vindt ik niet dat je de verantwoordelijkheid bij het individu mag neerleggen. Maar dat betekent niet dat je als individu niets kunt doen. Maak bewuste keuzes, ga het gesprek aan, luister kritisch naar jubelverhalen (en houd in gedachte wat het belang is van de afzender van een boodschap) en draag bij aan het zichtbaar maken en addreseren van de vraagstukken die er toe doen.

Al met al een mooie bijeenkomst en ik hoop dat dit heeft bijdragen voor een beter geïnformeerd debat over (responsible) AI bij de studenten, professionals en de HvA zelf.

De video van het event is terug te kijken via deze link.

Meer weten? Check dan deze 2 video’s over datawerk:

Van Bologna naar Big Tech: kritische lessen over datawerk en AI

Afgelopen week vond in Bologna de 8e conferentie van het ‘International Network of Digital Labor’ plaats. Een netwerk dat als missie heeft om de aspecten van werk in het digitale tijdperk te onderzoeken en te bespreken. Ik reisde per trein naar Bologna om het congres bij te wonen en mijn onderzoek rondom KlusCV en dataportabiliteit voor platformwerkers, wat ik doe aan het Hogeschool van Amsterdam, te presenteren. Tijdens het congres werd veel gesproken over datawerk(ers), kluseconomie en een bredere discussie over de impact van technologie op werk. In deze blog deel ik mijn inzichten en gedachten. Deels opgedaan tijdens het congres, maar ook het resultaat van 30 uur in treinen reflecteren. In mijn verhaal kies ik ervoor om datawerk en de arbeid achter AI centraal te zetten. Omdat bij dit vraagstuk alle uitdagingen van een disbalans van macht in de wereld van technologie, en dan vooral vanuit het perspectief van de ‘Big Tech’ platformen en mentaliteit, samenkomen.

Technologie heeft een groeiende impact op hoe wij werk vinden, uitvoeren, verdelen, controleren, evalueren en waarderen. Niet alleen op individueel niveau of binnen de silo van een organisatie, maar ook vanuit een geopolitiek perspectief. De impact op de individuele werkende komt veel ter sprake in de (op locatie en online) kluseconomie, maar is ook duidelijk zichtbaar op de (digitale) werkvloer. Daar is de laatste jaren de ontwikkeling van – en discussie over – AI bijgekomen. AI is daarbij ook geen losse silo, maar een technologische ontwikkeling binnen de automatisering van werk. En vindt altijd plaats binnen een bepaalde context.

Hoe platformen markten fragmenteren

Het platform model werkt goed in gefragmenteerde markten waar de kosten voor verschillende betrokken stakeholders (vaak: vraag en aanbod) om elkaar te vinden hoog zijn. Kort gezegd: markten met een hoge mate van informatie asymmetrie. De belofte van platformen is dat zij als ‘digitaal prikbord’ overzicht in deze markten als (social) media, e-commerce, de ‘sharing economy’ of de arbeidsmarkt betreft, zouden brengen. Als spil in het web hebben zij immers het overzicht en via digitale technologie kunnen zij de betrokken stakeholders faciliteren in matchen, creëren van vertrouwen en het uitvoeren van een transactie.

Bovenstaande alinea is hoe ik hier eerder naar keek, maar tegenwoordig ben ik kritischer. Of misschien beter gezegd: realistischer. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat platformen opereren in gefragmenteerde markten, maar zie een belangrijke nuance waar platformen er belang bij hebben dat deze markten meer gefragmenteerd raken én blijven en dat het aantal concurrenten met een gelijke informatiepositie zo klein mogelijk is.

Platformwerkers in Bologna, wachtende op hun volgende klus

Zo maakte Uber in het begin, door dienstverlening onder de kostprijs te verkopen en ‘creatief/selectief’ te zijn met het interpreteren van regelgeving, lokale taximarkten kapot. Niet alleen om marktaandeel te ‘veroveren’, maar ook om het aanbod in de lokale markt te fragmenteren en hiermee de eigen positie te versterken. Een nieuwe invulling van ‘verdeel en heers’. Ook social media platformen hebben, zeker als ik nu terugkijk op de afgelopen 20 jaar, de ‘markt’ van sociaal contact en de markt van business naar consumenten gefragmenteerd door gebruikers eerst te faciliteren met het platform en vervolgens de mogelijkheden om zelf eigenaar te zijn van je eigen netwerk te verkleinen. Zo is mijn zakelijk netwerk langzaam maar zeker afhankelijk geworden van mijn contactenlijst op Linkedin, maar was de functie om deze lijst (inclusief contactgegevens) te exporteren opeens verdwenen. Ook worden projecten of banen opgeknipt in taken. Soms veel efficiënter, maar ook een manier om de informatiepositie en hiermee het bedrijfsbelang te vergroten. En denk als laatst ook aan platformen als Booking die er alles aan doen om de informatie asymmetrie overeind te houden en gebruik maken van data van vraag (recensies) en aanbod (advertenties).

Naast lokaal en nationale fragmentatie, wordt er ook ingespeeld om internationale fragmentatie. Of misschien beter gezegd: gebruik van institutionele fragmentatie. Internationale regelgeving is afwezig, waardoor platform- en technologiebedrijven niet alleen landen en continenten tegen elkaar op kunnen zetten, maar ook kunnen ‘shoppen’ voor landen die niet te veel vragen stellen of die een slecht ontwikkeld institutioneel landschap hebben.

Het gevolg hiervan is een groeiende concentratie van macht, het steeds meer externaliseren van risico’s en kosten naar het individu en de samenleving en het vergroten van afhankelijkheid (en afnemen van soevereiniteit).

Datawerk

Een vakgebied waar het onderwerp fragmenteren op alle benoemde vlakken komt kijken is bij datawerk. Het werk dat aan de basis staat van de AI die wij met zijn allen gebruiken. Denk hierbij aan annoteren, modereren, controleren en actualiseren. Een onderwerp dat veelvuldig voorbijkwam tijdens de conferentie en waar ik de laatste tijd ook veel aan heb gewerkt, zoals je kunt lezen en luisteren in de laatste podcasts die ik maakte voor de WageIndicator Foundation.

Tijdens de conferentie werd de documentaire ‘In The Belly of AI’ getoond, wat een dystopisch beeld geeft van de condities waaronder de minstens 150.000.000 datawerkers hun werk moeten doen. Niet als een ongelukkige bijkomstigheid, maar als een weloverwogen strategie.

De trailer van de belangrijke en indrukwekkende documentaire ‘In the belly of AI’.

In Bologna kwamen verschillende datawerkers aan het woord en heb ik enkele van hen gesproken en de verhalen zijn intens. Mensen die door hun werk zo veranderen dat hun omgeving ze niet meer herkent. Zij worden regelmatig gediagnostiseerd met PTSS en zelfs jaren nadat zij met dit werk zijn gestopt hebben zij nog klachten, zoals slapeloosheid, nachtmerries en een aangetast kortetermijngeheugen.

Op de foto met o.a. verschillende vertegenwoordigers van datawerkers en content moderators.

Koloniale structuren en concentratie van macht: van Big Tabak naar Big Tech

De tweede dag vond plaats bij DAMA, waar op het terrein van een voormalige tabaksfabriek nu een ecosysteem van initiatieven rondom AI en data is gehuisvest. Een publiek initiatief. Hoewel DAMA een publiek initiatief is, is het gegeven dat het is gevestigd in een voormalige tabaksfabriek een interessante keuze. Je zou kunnen zeggen dat beide sectoren, tabak en Big Tech, veel gelijkenissen kennen. Denk aan het hebben van een ijzersterke lobby, een toonbeeld van ’gebruik’ maken van koloniale structuren (lees: uitbuiting) en het externaliseren van kosten en risico’s naar het individu en de samenleving.

Het dilemma is dat de impact van de tabaksector in essentie slecht is en zou moeten worden geminimaliseerd, waarbij AI, mits het onder de juiste condities wordt gebruikt, ook veel positieve kanten kent. Waarbij ik wel de kanttekening wil zetten dat wanneer er een eerlijke prijs voor AI zou worden betaald, veel diensten als ChatGPT voor een stuk minder mensen beschikbaar zou zijn of op zijn minst veel bewuster gebruikt zal worden. Iets dat op zich ook niet verkeerd zou zijn. Daarnaast is het ontmoedigen door beleid en individueel stoppen met roken eenvoudiger dan het stoppen met AI. Ik ben dan ook niet voor het stoppen met AI, maar wel voor AI die niet bestaande macht structuren adopteert en versterkt. Misschien naïef om te geloven dat het anders kan, maar uiteindelijk is alles een keuze en bij het maken van keuzes hoort het nemen van verantwoordelijkheid.   

AI: goed voor wie?

AI geeft meer mensen toegang tot meer mogelijkheden. Méér mensen, maar (lang) niet álle mensen. Sarah Roberts, professor aan de UCLA (Universiteit van Californië) en auteur van het boekBehind the Screen: Content Moderation in the Shadows of Social Media’ heeft een duidelijke mening over voor wie AI echt goed is. In haar presentatie noemde zij AI een ‘systematic mechanism for labor devaluation’. Zij stelde hierbij de (terechte) vraag: voor wie is AI goed? Natuurlijk plukken individuele gebruikers de vruchten van AI, al zijn zij intussen op een bepaalde manier datawerker en trainen zij een systeem dat de waarde afroomt.

Sarah Roberts, professor aan de UCLA (Universiteit van Californië) tijdens haar bijdrage in Bologna

Om te weten wie de echte winnaar is, is het belangrijk om te kijken waar de winst die met AI wordt gemaakt heen gaat. Zo kunnen werkenden dankzij AI efficiënter werken, maar zal dat over het algemeen leiden tot een werk- of opdrachtgever die meer werk binnen dezelfde tijd van de werkende verlangt. Dit zie je bijvoorbeeld terugkomen bij vertaalbureaus, maar ook in distributiecentra, wat te lezen is in het “Fairwork Amazon Report 2024: Transformation of the Warehouse Sector through AI.”. Dit geldt niet alleen voor laag gewaardeerde en betaalde precaire arbeid. Want wees eerlijk: zou jouw baas het toestaan dat jij de tijd die je wint door productiever te zijn voor hetzelfde salaris mag besteden aan vakantiedagen?

Los van de vraag waar de ‘winst’ heen gaat, kan je ook vraagtekens zetten bij het matra dat productiviteitswinst (wat door velen als een overdreven belofte wordt gezien, uitzonderingen daargelaten) leidt tot meer vrije tijd. Dat technologische verandering ook historisch gezien doorgaans niet bijdraagt aan minder werk kom ik tegen in twee boeken die ik momenteel lees: ‘More Work for Mother: The Ironies of Household Technologies From the Open Hearth to the Microwave’ van Ruth Schwartz Cowan en ‘Waiting for Robots, The Hired Hands of Automation’ van Antonio Casilli.

Oplossingen

Zoals eerder geschreven ben ik geen tegenstander van AI of technologie. Ook ik zie de mogelijkheden die er zijn en pluk dagelijks de vruchten van deze ontwikkelingen. Waar ik wel tegen ben is de ongelijkheid die groter wordt door technologie, de impact van deze grote bedrijven op het debat en beleid en de manier waarop kosten en risico’s worden geëxternaliseerd en winsten (ten koste van alles) worden geprivatiseerd.

Waar liggen de oplossingen? Hoewel er geen ‘golden bullet’ is die de boel recht kan trekken, begint het volgens mij bij het erkennen en herkennen van de situatie. Voorbij de mooie retoriek vanuit de industrie kijken en kritische vragen stellen. Om te beginnen wordt er veel gesproken over de impact van technologie. Volgens mij moet het minder om de technologie draaien, maar om de achterliggende keuzes en eigenaarschap en governance structuren. Technologie op zichzelf doet niets, het zijn de keuzes van de betrokken stakeholders die bepalen wat de effecten zijn. Voordeel van deze invalshoek is dat je je ook niet meer kunt verschuilen achter ‘het niet kunnen begrijpen’ van systemen omdat ze te complex zijn. Het systeem mag nooit centraal staan en iedereen, iedere stakeholder, is medeverantwoordelijk.

Daarnaast is het belangrijk om te erkennen dat techbedrijven bedrijven zijn, geen landen met een democratisch verkozen vertegenwoordiging. Spreek daarom alsjeblieft niet meer over democratiseren, aangezien iets meer mensen toegang geven en tegelijkertijd je eigen niet gekozen macht versterken weinig te maken heeft met democratie. Ik nodig je sowieso uit om kritischer te zijn in de woorden die gebruikt worden in de discussie. Wees scherper, wees kritischer.

Terug naar datawerkers: waar liggen hier de oplossingen? Het voordeel van de markt achter datawerk ten opzichte van de bredere kluseconomie markt is dat de afnemers van datawerk bijna altijd bedrijven zijn, terwijl afnemers in de kluseconomie bijna altijd consumenten zijn. Het voordeel van bedrijven is dat het makkelijker is om hen aan te spreken en hen verantwoordelijk te maken voor de keuzes die zij maken. In de kledingindustrie wordt uitbuiting in de productieketen tegengegaan, dit kan ook prima in de supply chain van AI. En nogmaals: het uitbuiten van datawerkers is geen bijkomend toeval, maar een heel bewuste keuze. Een keuze die wordt gemaakt door bedrijven met waarderingen van vele miljarden euro’s.

In een markt die draait om het fragmenteren is organiseren een laatste oplossingsrichting die ik aan wil dragen. Dit heb ik eerder onderzocht rondom het coöperatieve model (platform coöperaties) en ik zie ook in de datawerk sector mooie initiatieven als de Data Labelers Association, Turkopticon en de Worker Info Exchange. Veel initiatieven zijn bottom-up en vakbonden, waar de kern ligt in het organiseren van werkenden en hiermee verkleinen van het verschil in macht, kijken naar mijn mening nog te weinig naar hoe zij met creatieve tools deze werkenden kunnen ondersteunen. Zo woonde ik in Bologna een presentatie bij van ‘Reversing.works’, welke via werkenden onderzoeken welke data het platform van de werkende opslaat, gebruikt en verkoopt.

Simone Robutti van Reversing.works presenteerde tijdens de conferentie hoe zij de informatiepositie van digitaal werkenden versterken.

Tot slot

In deze blog heb ik al een hoop gezegd, waarbij het soms een uitdaging was om de structuur erin te houden. Ik hoop dat je mij dit kunt vergeven. Het congres in Bologna was de aanleiding om dit stuk te schrijven: een stuk waar een hoop denkwerk van de afgelopen maanden bijeen is gekomen.

Als er iets is van wat ik hoop dat je na het lezen van deze blog onthoudt zijn het drie woorden: samen, keuzes en macht. Samen: ik zie in het debat te veel silo’s met een eigen agenda en een eigen taal, zonder dat er veel interesse is om zich in de andere kant te verdiepen. Dat is zonde: de enige manier om naar een duurzame oplossing te werken is door samen met alle stakeholders te werken. Te snappen waarom de ander doet wat zij/hij doet. Dat je je misschien niet kunt identificeren met een andere stakeholder, betekent niet dat je de deur dicht moet gooien. Mijn tactiek is om ervoor te gaan om je niet te ergeren, maar te verwonderen. Dat heeft mij al veel geholpen. Met verwonderen, hoe moeilijk soms ook, blijf je nieuwsgierig en houd je de deur open.

Keuzes om te benadrukken dat alles wat we doen het gevolg is van keuzes die worden gemaakt. En keuzes kunnen worden beïnvloed. Wanneer je je bewsut bent dat keuzes kunnen en moeten worden gemaakt, ben je je ook bewust van jouw verantwoordelijkheid hierin. En als laats: macht. Uiteindelijk is het belangrijk om door alle mooie verhalen en toffe tooltjes heen te prikken en te kijken wat een ontwikkeling bijdraagt aan het verkrijgen of verliezen van macht. Door heel simpel de vraag te stellen: waarom zegt iemand wat hij of zij zegt en wie wint wanneer dit realiteit wordt. Wat neerkomt op het advies om kritisch te blijven, zonder te verzuren. Een flinke opgave in deze tijd, maar niets is onmogelijk.

De ontwikkeling van DAC7: 5 lessen voor een werkbare regulering van de platformeconomie

Uber taxi Amsterdam

Platformbedrijven moeten sinds 2023 gegevens van aanbieders delen met de Belastingdienst. Welke gevolgen heeft deze nieuwe wet? Hoe kunnen we komen tot betere regelgeving? Onderzoekers Ahmed Darwish en Martijn Arets delen lessen.

Platformexploitanten zijn sinds 2023 verplicht gegevens van verkopers te verzamelen en te delen met de Belastingdienst. Deze zogenoemde Directive on Administrative Cooperation (DAC7) zorgen voor meer transparantie over inkomsten die mensen verdienen via digitale platformen via een rapportageverplichting. Ook moet het de fiscus helpen fraude te bestrijden.

Doet de wet wat de Europese Raad ermee beoogt? Hoe kan het beter? Als onderdeel van de Platform Economy Research Group aan de Haagse Hogeschool namen wij, Ahmed Darwish en Martijn Arets, de ontwikkeling en de effecten van de wet onder de loep. Hoewel de wet op het eerste gezicht logisch en praktisch lijkt, zijn er in de praktijk nogal wat problemen en vragen van ondernemers. Wat kunnen beleidsmakers hiervan leren?

5 lessen voor regelgeving in de platformeconomie

  1. Zorg voor duidelijke richtlijnen
  2. Bied ondersteuning
  3. Raadpleeg belanghebbenden vooraf
  4. Implementeer regels op basis van bedrijfsgrootte
  5. Zorg dat overheidsinstellingen klaar zijn voor de nieuwe wet

Wat is DAC7?

DAC7 is een Europese richtlijn die de fiscale transparantie over inkomsten via digitale platformen moet verbeteren. Op 1 januari 2023 moesten alle lidstaten van de Europese Unie deze richtlijn in hun belastingwetgeving opnemen (DAC7, Artikel 2.1). Sindsdien zijn digitale platformen verplicht de inkomsten van verkopers te identificeren, te verifiëren en te rapporteren.

De wet geldt specifiek voor platformen die vraag en aanbod van producten en diensten samenbrengen (DAC7, Article 1.8). Zij moeten de gegevens van verkopers op hun platform delen met de Belastingdienst. Dit kunnen verkopers zijn van goederen, zoals tweedehandsspullen (Marktplaats, Vinted) en nieuwe goederen (Bol, Amazon). Ook verkoop en verhuur van vakantiehuizen (AirBnb, Booking) valt onder deze wet. Het kan verder ook gaan over leveranciers van diensten, denk aan taxichauffeurs (Uber, Lyft), oppas (Charlie Cares) of maaltijdbezorging (Thuisbezorgd, UberEats).

Elk platform waar verkopers bepaalde diensten of goederen kunnen aanbieden aan andere gebruikers, valt mogelijk onder de richtlijn. Het maakt niet uit of het platformbedrijf in de EU is gevestigd, zolang de verkopers maar inwoner zijn in de EU. Lidstaten wisselen de gegevens ook onderling uit. Webwinkels die alleen eigen producten verkopen, vallen niet onder de nieuwe wetgeving.

De EU maakt zo slim gebruik van de kracht en informatiepositie van digitale platformen. Zij hebben namelijk toegang tot informatie over markten die voorheen uiterst gefragmenteerd waren. Voordat platformen vraag en aanbod digitaal samen brachten, verhandelden mensen namelijk ook al producten en diensten. Hoewel ze soms verplicht waren hun inkomsten op te geven, deden velen dat niet. De Belastingdienst had geen zicht op hun inkomsten. Platformen kunnen overheden dus helpen om informatie te verkrijgen over onzichtbare markten (European Commission, Rationale).

Waarom deze casestudie?

Dat digitale platformen gebruikersgegevens delen met overheidsinstanties, lijkt eenvoudig en logisch. Maar in de praktijk blijkt de invoering van de richtlijn ingewikkelder. Er zijn namelijk veel verschillen tussen nationale overheden en tussen digitale platformen onderling. Hoewel de platformeconomie voornamelijk uit kleine bedrijven bestaat, lijken wetten vooral gericht op grotere bedrijven met meer middelen om data op te slaan en te verwerken. De markt van platformbedrijven is namelijk vooral een MKB-markt. Volgens de ‘Monitor online platformen 2023’ (CBS, 2023) hebben 64,2 procent van de 1.600 Nederlandse platformbedrijven 2 of minder werknemers. Slechts 5 procent van deze bedrijven heeft meer dan 100 werknemers. 

Wij deden een verkennende casestudie van DAC7, waarbij we ons richtten op de Nederlandse context. We interviewden allerlei betrokken partijen en experts, onder wie platformondernemers, -vertegenwoordigers, experts van de Belastingdienst en wetenschappers. We analyseerden de richtlijn, de implementatie ervan en de impact op de platformeconomie. Zo kwamen we tot vijf aanbevelingen voor toekomstige beleidsinitiatieven rondom de platformeconomie.

Voordelen

De belangrijkste voordelen van DAC7 zijn:

  1. Minder fraude door data-uitwisseling

Door data uit te wisselen kunnen ondernemers en overheden samenwerken om belastingfraude tegen te gaan. Dat nationale overheden gegevens uitwisselen, is slim. DAC7 bevordert ook grensoverschrijdende belastingnaleving, omdat sommige (grote) digitale platformen in meerdere landen actief zijn. De uitwisseling van gegevens maakt het eenvoudiger om inkomsten te monitoren (European Commission, Rationale). Door de inkomsten transparant te maken, kan de Belastingdienst ook beter beoordelen of iemand voor fiscale doeleinden ondernemer is of niet. DAC7 geldt alleen binnen de EU, maar bevordert ook internationale samenwerking met landen buiten de EU dankzij de afstemming op OESO-richtlijnen. Omdat gebruikers weten dat hun inkomensgegevens gedeeld worden, zullen zij bewuster zijn dat zij mogelijk belasting moeten betalen. DAC7 helpt zo niet alleen belastingfraude op te sporen, maar ook te voorkomen. Het succes hangt af van het vermogen van de Belastingdienst om de gegevens te verzamelen en betrouwbaar te verwerken. Ook is het belangrijk dat platformen DAC7 op de juiste manier implementeren en hun gebruikers er goed over informeren.

  1. Betere samenwerking tussen overheden en platformondernemers

Technologische ontwikkelingen gaan razendsnel en daardoor loopt beleid vaak achter. Een transparante samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven vermindert de informatiekloof en bevordert wederzijds kennis en vertrouwen. DAC7 is een stap in de juiste richting. Met hun waardevolle data kunnen platformen overheden helpen bij handhaving en regulering, mits de processen werkbaar zijn en de impact op bedrijfsprocessen en dataverzameling proportioneel.

  1. Verbetering van KYC-processen

DAC7 standaardiseert Know Your Customer (KYC)-processen, want platformen moeten gegevens over gebruikers (zoals naam, adres en belastingnummers) allemaal op dezelfde manier verzamelen, verifiëren en rapporteren aan nationale belastingautoriteiten. Deze standaardisering vermindert compliance-kosten, verhoogt voorspelbaarheid voor gebruikers en kan de basis zijn voor andere wetgeving (Vidal, 2024).

Nadelen

De nieuwe richtlijn heeft dus een hoop potentiële voordelen, maar hij is verre van perfect. Uit onze analyse blijken de belangrijkste nadelen:

  1. Een te brede definitie, te krappe tijdslijn en gebrek aan richtlijnen voor platformen

De tijdslijn van beleidskeuzes en implementatie waren ronduit krap. Zo nam de Eerste Kamer op 20 december 2022 een definitieve beslissing over de DAC7-wet en moesten bedrijven die minder dan twee weken later (1 januari 2023) al geïmplementeerd hebben. Het was ook verwarrend voor platformen dat DAC7 per lidstaat op een ander moment geïmplementeerd moest zijn (Trolley, 2024). Hoewel alle lidstaten op hetzelfde moment klaar moesten zijn voor DAC7, namen sommige overheden meer tijd dan anderen (European Commission, 2023). Dit was vooral moeilijk en kostbaar voor platformen die in meerdere lidstaten actief zijn.

Veel platformen vonden de richtlijn onduidelijk en dat leidde tot onzekerheid. De bepalingen van de richtlijn bevatten brede en vage formuleringen. Daarnaast was de gebruikte definitie van wat een platform binnen deze wetgeving nu precies betekende abstract en onduidelijk. Sommige ondernemers maakten te hoge nalevingskosten, omdat ze bang waren voor boetes. Deze onzekerheid en onduidelijkheid had ook zijn weerslag op aanbieders van platformen, die soms ineens meer persoonlijke data moesten delen terwijl niet duidelijk was waarom. 

Vanwege deze krappe deadline gaf de Belastingdienst platformen wel wat meer tijd en coulance, een zogenaamde ‘zachte landing’. De fiscus probeerde ondertussen platformen goed te informeren en op weg te helpen. Nu die fase erop zit, gaat de Belastingdienst langzaam over op strengere handhaving.

  1. Hoge nalevingskosten en ongelijkheid

Met DAC7 legt de Europese overheid ondernemers een zware administratieve last op. Dat geldt nog het meest voor kleine en middelgrote bedrijven (mkb). De richtlijn lijkt vooral gericht op hele grote platformen, maar de verplichtingen zijn ook van toepassing op kleinere spelers. Voor hen zijn de kosten voor dataverzameling, opslag en rapportage hoog. Het werk en de kosten die zij moeten investeren om aan de wet te voldoen, belemmeren groei en innovatie. Waar in de OESO-richtlijn een uitzondering is meegenomen voor kleine platformbedrijven tot 1 miljoen euro omzet, heeft de EU in de DAC7- richtlijn geen uitzondering meegenomen (OECD MRDP, 2020).

  1. Mogelijke afname van deelname aan platformen

Strengere rapportageverplichtingen maken verkopen via digitale platformen minder aantrekkelijk. Gebruikers worden terughoudend omdat zij niet kunnen overzien wat de Belastingdienst met de gerapporteerde gegevens gaat doen en welke impact dat heeft op de belastingheffing. Sommige gebruikers besloten uit onzekerheid zelfs buiten het platform om te gaan werken. Onderzoek toont aan dat kennis van DAC7-regels de bereidheid om via platformen te werken verlaagt. Gebruikers krijgen het gevoel dat de overheid ze streng in de gaten houdt. Dat leidt tot wantrouwen (Mol & Molho, 2024).

  1. Extra verzamelen van privacygevoelige gegevens

Om te voldoen aan DAC7 moeten platformen soms extra persoonlijke data opvragen en opslaan van hun aanbieders. Dit is het meest zichtbaar bij platformen die bemiddelen in vraag en aanbod van tweedehands goederen. Zij slaan data op die niet essentieel is voor de transactie en dat is een privacy risico.

  • Beperkte capaciteit van belastingdiensten

Ten slotte twijfelen platformondernemers eraan of de Belastingdienst in staat is om te gaan met de enorme hoeveelheid data. De Belastingdienst geeft aan dat de DAC7-data een nieuwe bron van informatie is voor inspecteurs. De fiscus wil eerst weten hoe betrouwbaar de data is, voordat inspecteurs het zullen gebruiken voor handhaving. Als de fiscus in de toekomst aanleiding heeft om te denken dat mensen de wet niet naleven, zullen inspecteurs kiezen voor andere handhavingsinstrumenten, bijvoorbeeld een reguliere controle. Daarbij kan de inspecteur de gerapporteerde DAC7-data gebruiken om na te gaan of de opgegeven belastinginformatie klopt. Hoewel de Belastingdienst optimistisch is over hun vermogen om grote datasets te analyseren, zijn platformen kritisch. Totdat zij zien wat het oplevert, voelt voldoen aan de richtlijn als een buitenproportionele last.

Conclusie: 5 lessen voor betere richtlijnen

  1. Zorg voor duidelijke richtlijnen en een realistische tijdslijn

De eerste les is dat wetgeving gepaard moet gaan met heldere, consistente en toegankelijke richtlijnen. Dat maakt het eenvoudiger voor kleine tot middelgrote ondernemers om te voldoen aan de regels. Veel problemen bij de naleving van DAC7 kwamen voort uit verwarring over de wetgeving. Die verwarring ging zowel over de rapportageverplichting als over de gevolgen voor de belastingheffing. Ook blijkt een realistische tijdslijn voor implementatie belangrijk.

  1. Bied ondersteuning

De tweede les is dat starters en andere kleine ondernemers ondersteuning nodig hebben om complexe wetten na te leven. Deze ondernemingen hebben meestal geen juridische afdeling. Daardoor weten ze soms niet welke invloed wetgeving heeft op hun bedrijf en hoe ze aan de regels moeten voldoen. Gerichte ondersteuning helpt ondernemers strategieën voor naleving te ontwikkelen. De overheid dwong platformen zelf tijd en middelen te investeren in juridisch advies, nalevingsexpertise en het uitbesteden van datatransmissie. Dat ontmoedigde hun investeerders en belemmerde groei. Autoriteiten moeten daarom gerichte ondersteuning ontwikkelen voor het mkb, zoals:

  1. Eenvoudige checklists, tijdlijnen en stap-voor-stap-instructies, zoals de door de Belastingdienst opgezette informatiepagina over DAC7;
  2. Gerichte nalevingsondersteuningsprogramma’s en adviesdiensten. Zo heeft de Belastingdienst via intermediairdagen en koepelorganisaties informatieve presentaties over DAC7 gehouden;
  3. Toegang tot digitale tools en oplossingen.

Het is cruciaal om mkb’ers actief op de hoogte te brengen van deze ondersteuning. Ook zou de overheid de platformgebruikers moeten informeren. Ondersteuning in communicatie of een publieke informatiecampagne kan namelijk zorgen voor meer acceptatie en bewustwording.

3. Raadpleeg belanghebbenden vooraf

Het is verstandig zo vroeg mogelijk in gesprek te gaan met platformondernemers over nieuwe regels. Op die manier kunnen beleidsmakers wetgeving en richtlijnen ontwikkelen die goed aansluiten bij de praktijk. Na de invoering van DAC7 voelden belanghebbenden zich niet altijd gehoord. In dit geval kreeg de internetconsultatie vooraf nauwelijks reacties, omdat te weinig kleine ondernemers ervan af wisten of DAC7 niet als prioriteit op de agenda hadden staan.Grote platformen hadden het gevoel dat er weinig gedaan werd met hun feedback. Een eerdere consultatie op nationaal niveau zou hier van toegevoegde waarde kunnen zijn.

Samenwerking verbetert de effectiviteit van de wetgeving, vooral bij complexe bedrijfsmodellen en in onvoorspelbare situaties. Het geeft ook beleidsmakers inzicht in de processen en variabelen binnen een op het eerste oog homogene populatie van bedrijven. Verder zorgt het voor meer vertrouwen en transparante communicatie tussen ondernemers en beleidsmakers.

4. Implementeer regels op basis van bedrijfsgrootte

De vierde les is dat de regeldruk niet buitenproportioneel mag zijn. Hoewel je van bedrijven mag verwachten dat zij hun klant goed kennen (KYC), kunnen te hoge financiële en administratieve lasten nieuwe investeringen ontmoedigen en groei belemmeren. Een aanbeveling is richtlijnen proportioneel toe te passen op basis van de omvang van het platform. Terwijl de Europese Commissie en de OESO dachten dat de nieuwe regels alleen de grote platformen zouden raken, vielen middelgrote en kleine platformen binnen de regels.

Een betere aanpak zou een gecategoriseerde structuur zijn, waarbij rapportageverplichtingen worden afgestemd op de grootte of omzet van een onderneming. De kosten en bijkomende werklast van het naleven van de regels moeten in verhouding staan tot de omvang van het bedrijf. Zo raken kleine ondernemers niet overbelast of oneerlijk benadeeld ten opzichte van grote, gevestigde concurrenten.

Daarnaast moeten beleidsmakers opletten als ze de scope bij het ontwerp van een wet verbreden. Dit gebeurde bij de totstandkoming van DAC7 meerdere keren. Dat ging te makkelijk en nu is het de vraag of de last die DAC7 met zich meebrengt opweegt tegen de mogelijke nadelen.

5. Zorg dat overheidsinstellingen klaar zijn voor de nieuwe wet

De vijfde en laatste les is dat overheidsinstellingen zoals de Belastingdienst vooraf klaar moeten zijn voor de nieuwe regels. De technologie en het team moeten de uitvoering en opvolging van de richtlijnen aankunnen. Zo ervaarden platformen een hoge drempel door de complexe rapportagemethode. De Belastingdienst biedt geen eigen portaal voor ondernemers om de rapportage in te dienen. Platformbedrijven moeten daarom in hun eigen software een toegangspoort ontwikkelen die direct communiceert met de systemen van de Belastingdienst, of gebruik maken van tussenpersonen die hier tussen de 1.300 en 1.800 euro voor in rekening brengen (NRC, 2025).De Belastingdienst erkent dit nu en werkt aan een eenvoudiger systeem. Maar nu hebben ondernemers het gevoel dat ze tijd en geld hebben verspild aan zaken die ze later weer moeten aanpassen. Met kleinschalige tests vooraf zou je dit in het vervolg kunnen voorkomen.

Bronnen en dankwoord

Wij danken de experts die hebben meegewerkt aan dit onderzoek door middel van interviews en feedback op dit artikel. In het bijzonder Chantal Malfeyt (Marktplaats), Joey van Angeren (Vrije Universiteit Amsterdam), Pepijn Niesten (Booka Rentals), Juan Manuel Vázquez (UvA), Jasper van Schijndel (PwC) en Dion Egiyan (PwC). Ook danken wij Merel Hillen van de Haagse Hogeschool voor de coördinatie en organisatie.

Bronnen:

  1. Anu Bradford ‘The False Choice Between Digital Regulation and Innovation’ (7 March 2024) 118 Northwestern University Law Review 2.
  2. Alexander Kobakhidze ‘Challenges for Digital Platform Operators as DAC7 Looms’ (Bloomberg Tax, 2022) <https://news.bloombergtax.com/daily-tax-report-international/challenges-for-digital-platform-operators-as-dac7-looms>.
  3. Anthony Mark A. Gutierrez, ‘Decode: Taxing the Digital Economy’ (2021) 65 Ateneo LJ 1028.
  4. Apostolos Thomadakis and Vieri Ceriani ‘EU Corporate Taxation in the Digital Era – The Road to a New International Order’ (2023) CEPS-ECMI Task Force Report, Centre for European Policy Studies.
  5. Andrew Victor Kofman ‘Small Businesses, Big Burdens: Harnessing RegTech to Help SMEs Meet Compliance Requirements’ (Utica University, May 2023) <https://www.proquest.com/openview/9362ac6fced977c55c22013bbd9f28d3/1?pq-origsite=gscholar&cbl=18750&diss=y>. 
  6. Bicchieri, C., Fatas, E., Aldama, A., Casas, A., Deshpande, I., Lauro, M., Parilli, C., Spohn, M., Pereira, P., & Wen, R. (2021). In science we (should) trust: Expectations and compliance across nine countries during the COVID-19 pandemic. PLoS One, 16(6), e0252892. <https://doi.org/10.1371/journal.pone.0252892>.
  7. Boer, K., & Gribnau, H. (2018). Legal aspects of behaviourally informed strategies to enhance tax compliance. In tax nudges (pp. 53–64). <https://doi.org/10.2139/ssrn.3295964>.
  8. Batrancea, L., Nichita, A., Olsen, J., Kogler, C., Kirchler, E., Hoelzl, E., Weiss, A., Torgler, B., Fooken, J., Fuller, J., Schafner, M., Banuri, S., Hassanein, M., Alarcón-García, G., Aldemir, C., Apostol, O., Bank Weinberg, D., Batrancea, I., Belianin, A., & Zukauskas, S. (2019). Trust and power as determinants of tax compliance across 44 nations. Journal of Economic Psychology. <https://doi.org/10. 1016/j.joep.2019.102191>.
  9. Catherine Mpolokeng Sephapo, Michael Colin Cant, Johannes Arnoldus Wiid ‘Tax Compliance: An Administrative Burden for Small Business Enterprises (SME’S)’ 13 Corporate Ownership & Control 4.
  10. Daan Arends, Jesse Peeters, Wouter Kolkman ‘DAC7 adds reporting obligations for EU digital platform operators’ (International Tax Review, 2022) <https://www.internationaltaxreview.com/article/2a7cstq7ub837k2cbbm68/dac7-adds-reporting-obligations-for-eu-digital-platform-operators>.
  11. Daniel Bunn ‘A Summary of Criticisms of the EU Digital Tax’ (Tax Foundation – Europe, 2018) <https://taxfoundation.org/research/all/eu/eu-digital-tax-criticisms/>.
  12. ‘DAC7: Rationale’ (European Commission) <https://taxation-customs.ec.europa.eu/taxation/tax-transparency-cooperation/administrative-co-operation-and-mutual-assistance/dac7_en#rationale>.
  13. ‘DAC7: Lessons Learned – The Dutch Tax Authority shows leniency, but compliance is expected.’ (RSM) < https://www.rsm.global/netherlands/en/insights/dac7-lessons-learned-dutch-tax-authority-shows-leniency-compliance-expected>.
  14. Daisy Ogembo and Vili Lehdonvirta ‘Taxing Earnings from the Platform Economy: An EU Digital Single Window for Income Data?’ (2020) British Tax review (1): 82-101.
  15. Dejan Ravšelj, Polonca Kovač, Aleksander Aristovnik ‘Tax-Related Burden on SMEs in the European Union: The Case of Slovenia’ 10 Mediterranean Journal of Social Sciences 2.
  16. ‘EU Adopts Tax Transparency Rules for Digital platformen (DAC7)’ Ernst and Young <https://go.ey.com/39ukiw8>.
  17. European Commission. (2016). A European Agenda for the collaborative economy. In The European Economic and Social Committee.
  18. European Commission. (2020). Tax fraud and evasion – better cooperation between national tax authorities on exchanging information
  19. Gerhard Huemer ‘Productivity growth in Europe is hampered by high administrative burdens and lack of finance’ (SMEUnited, 15 May 2024) <https://www.smeunited.eu/news/productivity-growth-in-europe-is-hampered-by-high-administrative-burdens-and-lack-of-finance>.
  20. Huws, U., Spencer, N. H., Syrdal, D. S., & Holts, K. (2017). Work in the European Gig Economy: Research results from the UK, Sweden, Germany, Austria, The Netherlands, Switzerland and Italy. Foundation for European Progressive Studies. <https://uhra.herts.ac.uk/bitstream/handle/ 2299/19922/Huws_U._Spencer_N.H._Syrdal_D.S._Holt_K._2017_.pdf>.
  21. Ian Bradley, ‘Automatic Exchange of Information (AEOI) services: DAC7, DAC8 and CESOP’ Ernst and Young <https://www.ey.com/en_za/financial-services/aeoi>.
  22. ‘Inside DAC7: The EU’s Newest Tax Directive & Its Implementation Status’ (24 October 2024, Trolley) <https://trolley.com/learning-center/dac7-implementation-progress/>.
  23. Josef Bergt, ‘A New Era of Tax Transparency: An of DAC7 and its Implications for International Tax Compliance’ (Chambers and Partners, 2023) <https://chambers.com/articles/a-new-era-of-tax-transparency-an-of-dac7-and-its-implications-for-international-tax-compliance>.
  24. José Van Dijck, J. (2021). Seeing the forest for the trees: Visualizing platformization and its governance. New Media & Society, 23(9), 2801– 2819. <https://doi.org/10.1177/1461444820940293>.
  25. Jane Wang, ‘Taxing the Digital Economy: Theory, Policy and Practice’ (2021) 27 Auckland U L Rev 458.
  26. ‘Key Administrative Burdens Faced by Revenue’s Small and Medium Sized Business Customers’ (Revenue.ie , March 2008) <https://www.revenue.ie/en/corporate/documents/research/admin-burden-report.pdf>.
  27. Kogler, C., Batrancea, L., Nichita, A., Pantya, J., Belianin, A., & Kirchler, E. (2013). Trust and power as determinants of tax compliance: Testing the assumptions of the slippery slope framework in Austria, Hungary, Romania and Russia. Journal of Economic Psychology, 34, 169–180. <https:// doi.org/10.1016/j.joep.2012.09.010>.
  28. Kathleen DeLaney Thomas, ‘Taxing the Gig Economy’ (2018) 166 U Pa L Rev 1415.
  29. Kirchler, E., Hoelzl, E., & Wahl, I. (2008). Enforced versus voluntary tax compliance: the “slippery slope” framework. Journal of Economic Psychology, 29(2), 210–225. <https://doi.org/10.1016/j. joep.2007.05.004>.
  30. Kaido Künnapas, Begoña Pérez Bernabeu, Katariina Kuum, and Karl Oskar Pungas, ‘Taxes on the Digital Economy’ (2023) Springer International Publishing 101.
  31. ‘Kleine Marktplaatsen kunnen nauwelijks aan verplichte belastingrapportage voldoen’ (16 January 2024, NRC) <https://www.nrc.nl/nieuws/2025/01/16/kleine-marktplaatsen-kunnen-nauwelijks-aan-verplichte-belastingrapportage-voldoen-a4879757”
  1. KPMG Malta, ‘DAC7 – New reporting obligations for digital platformen’ (KPMG, April 2021) <https://assets.kpmg.com/content/dam/kpmg/mt/pdf/2021/04/dac7-new-reporting-obligations-for-digital-platformen.pdf> accessed 12 August 2024.
  2. Laura Crockett, ‘Taxing Uncertainty: Electronic Commerce’ (2013) 4 Geo Mason J Int’l Com L 383.
  3. Lidia Vidal, ‘KYC: The EU Digital Service Act Adds to platformen’ DAC-7 Duties’ (19 February 2024, Pinsent Masons) <https://www.pinsentmasons.com/out-law/analysis/kyc-the-eu-digital-services-act-adds-platformen-dac7-duties>.
  4. Madeleine Merkx, ‘Exchange of Information and Administrative Cooperation between Countries in a Globalished and Digital Economy’ (2022) 15 Erasmus L Rev 73.
  5. Maciej Nyka & Karolina Zapolska, ‘The Impact of the DAC7 Directive on the Functioning of platformen and Platform Operators, from the Perspective of the Legal Model of Their Collaboration with Individuals’ (2024) 29 Bialostockie Studia Prawnicze 177.
  6. Mol, J.M., Molho, C. ‘Information about changes in platform economy taxation diminishes optimism regarding future use’ J Econ Sci Assoc (2024). <https://doi-org.ezproxy.hhs.nl/10.1007/s40881-024-00160-y>.
  7. ‘Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy’ (OECD, 2020).
  8. ‘Monitor online platformen 2023 – Cijfermatig inzicht in de kenmerken en ontwikkeling van online platformen in Nederland’ (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2024) <https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2024/monitor-online-platformen-2023/2-demografie>.
  9. Michael Wenzel ‘Tax Compliance and the Psychology of Justice: Mapping the Field’  Taxing Democracy 2002: 41-70.
  10. Nathalie Bravo ‘The Meaning of Platform Under DAC7: More Clarity Needed’ (Wolters Kluwer, 2023) < https://kluwertaxblog.com/2023/06/27/the-meaning-of-platform-under-dac7-more-clarity-needed/>.
  11. Nevia Čičin-Šain and Joachim Englisch, ‘Joint audits under the new DAC 7’ (Kluwer International Tax Blog, 2021) <https://kluwertaxblog.com/2021/06/01/joint-audits-under-the-new-dac-7/> accessed 12 August 2024.
  12. ‘New Survey Reveals that SMEs Struggle with The EU’s Sustainable Finance Framework’ (Eurochambers, 2023) <https://www.eurochambres.eu/publication/new-survey-reveals-that-smes-struggle-with-the-eus-sustainable-finance-framework/>.
  13. ‘Non-transposition of EU legislation: Commission takes action to ensure complete and timely transposition of EU directives’ (27 January 2023, European Commission) <https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/inf_23_262>.
  14. Pieter Buyl and Annelies Roggeman ‘Do SMEs Face a Higher Tax Burden? Evidence From Belgian Tax Return Data’ (2019) 28 Prague Economic Papers 6 pp729-747.
  15. Paula Rosado Pereira ‘Online platformen and Taxes in the EU: A Compatible Match?’ (Springer, 2023) Law, Governance, Technology Series 57 < https://doi.org/10.1007/978-3-031-40516-7_8>.
  16. Ramona Ciobanu, ‘Administrative Cooperation in the Field of Taxation’ (2017) 7 Law Rev 62.
  17. Rebecca Harding ‘Creating a Modern Digital Trade Ecosystem: The economic case to reform UK law and align to the UNCITRAL Model Law on Electronic Transferrable Records (MLETR)’ (International Chamber of Commerce United Kingdom, 2021) <https://iccwbo.uk/products/united-kingdom-creating-modern-digital-trade-ecosystem>.
  18. Roczniewska, M., & Higgins, E. T. (2019). Messaging organizational change: how regulatory ft relates to openness to change through fairness perceptions. Journal of Experimental Social Psychology, 85, 103882. <https://doi.org/10.1016/j.jesp.2019.103882>.
  19. Stanislav Bilek, Iveta Kmecova, and Michal Tlusty ‘The impact of taxes and administrative activities of SMEs on their performance’ (2021) SHS Web of Conferences 92, 02006.
  20. Thomas Fetzer & Bianka Dinger, ‘The Digital Platform Economy and Its Challenges to Taxation’ (2019) 12 Tsinghua China L Rev 29.
  21. Thomas Poell, David Nieborg, and José van Dijck ‘Platformisation’ (2019) Volume 8 Internet Polic Review Issue 4.
  22. Vazquez, Juan Manuel, Tax Reporting by Digital platforms under DAC7: A Proportionality Assessment (PhD Thesis, University of Amsterdam, Forthcoming May 2025)
  23. ‘What is the Collingridge dilemma and why is it important for tech policy?’ (Demos Helsinki) <https://demoshelsinki.fi/2022/02/15/what-is-the-collingridge-dilemma-tech-policy/>.
  24. Wahl, I., Kastlunger, B., & Kirchler, E. (2010). Trust in authorities and power to enforce tax compliance: an empirical analysis of the “Slippery Slope Framework.” Law & Policy, 32(4), 383–406. <https:// doi.org/10.1111/j.1467-9930.2010.00327.x>. 

Hoe waardevol of waardeloos is data voor de platformwerker?

Het debat rondom data portabiliteit wordt gedomineerd door vele aannames. Willen de werkenden hun data meenemen? Onder welke condities? Wat doen zij vervolgens met hun data? En ziet de ontvangende partij deze data ook als waardevol? Met KlusCV hebben we een project neergezet dat naast een échte impact (er zijn intussen al 20.000 cv’s gedownload!!) ook voedingsbodem is voor onderzoek om deze aannames te valideren.

In deze eerste en recent gepubliceerde wetenschappelijke publicatie “The role of contextual and contentual signals for online trust: Evidence from a crowd work experiment” hebben we (Rense Corten, Timm Teubner, Judith Kas en ondergetekende) gekeken naar de invloed van het meenemen van data door een platformwerker naar een ander platform op de ‘hiring intention’ van de cliënt. Het is namelijk heel mooi wanneer je als platformwerker je data mee kunt nemen, maar wordt deze door de partij die het moet ontvangen ook als waardevol ervaren? Een vrij cruciale vraag die in veel debatten voor het gemak wordt vergeten. Kort samengevat: het meenemen van data naar een ander platform draagt wel degelijk bij aan het vertrouwen van de cliënt in de werkende onder de voorwaarde dat de ervaring die is opgedaan met vergelijkbare werkzaamheden is vergeleken én op het moment dat de werkende op het nieuwe platform nog geen werkervaring (ratings) heeft opgebouwd. Oftewel:

“This study reports the results of an online experiment among 180 actual clients of five gig economy platforms to disentangle the importance of two dimensions of worker reputation: (1) contextual fit (i.e., the ratings’ origin from the same or another platform) and (2) contentual fit (i.e., the ratings’ origin from the same or a different job type). By and large, previous work has demonstrated the potential of imported ratings for trust-building but usually confounded these two dimensions. Our results provide a more nuanced picture and suggest that there exist two important boundary conditions for reputation portability: While imported ratings can have an effect on trust, they may only do so for matching job types and in the absence of within-platform ratings.”

Misschien niet een geheel verrassende, maar wel belangrijke bevinding. Waarom? Omdat dit (en ja, ‘we always need more research….’):

  • laat zien dat meegenomen data wel degelijk onder bepaalde condities van toegevoegde waarde is voor de werkende;
  • meehelpt in het ontwerpen van systemen voor de import. Immers: wanneer duidelijk is dat de geïmporteerde data alleen van waarde is op het moment dat de werkende nog geen ervaring op het nieuwe platform heeft, is het aannemelijk dat deze data alleen bij de eerste paar klussen hoeft te worden vertoond;
  • laat zien dat de waarde van deze data beperkt is, wat (digitale) bemiddelaars mogelijk over de streep kan trekken om deze data te delen met de werkende. Het afbreukrisico is immers klein. Hierbij zou en conclusie kunnen zijn dat (digitale) bemiddelaars de waarde van hun data overschatten. Prima, ik help ze graag uit deze illusie.

Heel fijn dat deze studie nu (met grote dank aan mijn co-auteurs) is gepubliceerd en als bron/input kan worden gebruikt voor andere onderzoeken en onderzoekers.

Wat onderzoek rondom KlusCV betreft is het hiermee niet afgelopen. Op dit moment werk ik aan een wetenschappelijk paper over de relatie tussen de mogelijkheid van het meenemen van data op de commitment van de werkende richting het platform. En voor 2024 (en begin 2025) staan onderzoeken in de planning naar de vraag onder welke conditie platformwerkers hun data downloaden, wat werkenden met de meegenomen data doen en hoe niet-platform werkgevers of intermediairs de meegenomen data waarderen plaatsvinden.

Op weg naar werkbare regelgeving voor de Europese platformeconomie

Er komen in rap tempo meer regels bij voor de platformeconomie. Doel van deze nieuwe regels is een eerlijke platformeconomie voor iedereen. Welke impact hebben die? Hoe kunnen we wetgeving werkbaarder maken voor iedereen? En hoe helpen deze lessen ons om ons voor te bereiden op nieuwe regelgeving rondom technologie als AI? Onafhankelijk platform expert Martijn Arets organiseerde vanuit de Haagse Hogeschool en samen met PwC en Considerati de ‘Werkconferentie Regulering Digitale Platformen’. In deze blog, welke ook op iBestuur werd gepubliceerd, deelt hij zijn inzichten.

Bedrijven zoals Meta, Thuisbezorgd en Bol.com zien de afgelopen paar jaar meer regels op zich afkomen dan de twintig jaar daarvoor. Nadat er voor platformen jarenlang nauwelijks specifieke regulering was, is Europa bezig met een inhaalslag. Nu de eerste nieuwe regels voor de platformeconomie van kracht zijn, vond ik het tijd om de balans op te maken en vooruit te kijken.

Daarom organiseerde ik vanuit het lectoraat Platformeconomie van de Haagse Hogeschool samen met PwC en Considerati de ‘Werkconferentie Regulering Digitale Platformen’. Genodigden: iedereen die betrokken is bij platformregelgeving. Zo’n 50 beleidsmakers, toezichthouders, onderzoekers en ondernemers (zowel big-tech, als start-ups en scale-ups) waren erbij. Het doel: van elkaar leren en vooruitkijken naar wat werkt.

Nieuwe en aangepaste wetten voor een eerlijke platformeconomie

Om ervoor te zorgen dat Europese wetgeving actueel blijft introduceerde de Europese Commissie onder voorzitter Von der Leyen de strategie ‘A Europe fit for the digital age’. Onder deze strategie is er aan verschillende wetten gewerkt die het afgelopen jaar in werking zijn getreden of snel in werking gaan treden, zoals de Digital Services Act (DSA), Digital Markets Act (DMA), de DAC7 en de VAT in the Digital Age (ViDA).

Het doel van alle nieuwe regels is een eerlijke platformeconomie voor iedereen. Veel nieuwe regels gaan dan ook over thema’s als marktmacht, gelijke toegang, bescherming van fundamentele rechten van gebruikers en eerlijke concurrentie tussen aanbieders en platformen onderling. Van nature is de platformeconomie namelijk een markt waarin de grootste spelers de kleinere bedrijven relatief snel wegconcurreren. In elk geval bepalen de grootste spelers vaak de regels. Er bestaat zelfregulering in de sector, maar platformondernemers en beleidsmakers zijn het erover eens dat dit niet genoeg is. Zij vinden dat er een democratische tegenmacht nodig is.

Het is belangrijk om de totstandkoming, implementatie en uitvoering van nieuwe regelgeving te evalueren, omdat technologie zoals Artificial Intelligence (AI) een steeds bepalendere rol gaat spelen.  De Europese Commissie werkt aan steeds meer wetgeving daaromheen, denk aan de ‘AI act’. De inzichten uit recente veranderingen zijn essentieel om die nieuwe regels werkbaar en doeltreffend te maken.

Dit evenement vond 23 maart 2023 plaats op de Haagse Hogeschool. Aanwezig waren circa 50 deelnemers, afkomstig vanuit de publieke sector (SER, ministeries, Belastingdienst, Europese Commissie, wetenschappers) en het bedrijfsleven (kleine en grote platformen en toeleveranciers). Sprekers en panelleden waren Nicole Stofberg (lector Platformeconomie aan de Haagse Hogeschool), Kim van Sparrentak (Europarlementariër GroenLinks), Leendert-Jan Visser (directeur MKB-Nederland), Geert Moelker (plaatsvervangend directeur bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) en Jeroen Oerlemans (coördinator DAC7 bij de Belastingdienst). Auteur Martijn Arets schreef dit artikel op persoonlijke titel. Deze blog verscheen ook op de website van iBestuur.

Snelheid, hamers en onduidelijkheden

Tijdens de werkconferentie waren beleidsmakers en ondernemers het eens dat de snelle invoering en korte implementatietermijnen van nieuwe wetgeving tot problemen leidt. Ze zijn blij dat de overheid daadkracht toont, maar soms leidt het tempo tot zogenaamde ‘hamers’: maatregelen die te generiek zijn om toe te passen op alle verschillende verschijningsvormen van platformen.

Wetgeving voor de hele sector is namelijk vaak gebaseerd op rechterlijke uitspraken over een specifiek soort platform. Daardoor is het soms niet helemaal duidelijk welke invloed zo’n wet heeft op een platform met een andere technologie of businessmodel. Zo is de DSA wel helder voor marktplaatsen waarop mensen producten verhandelen, maar niet voor marktplaatsen voor diensten.

Dat er snel veel nieuwe regels komen is ook een praktische uitdaging. Platformen moeten ineens op heel veel velden schakelen: aanpassingen in werkprocessen, ICT, compliance, governance en in hun relaties met bijvoorbeeld toezichthouders of partners. Ondernemers hebben moeite te bepalen welke nieuwe verplichtingen zij als eerste moeten en kunnen implementeren. Ook de tekorten aan technisch personeel wordt als complicerende factor gezien. Zeker kleine mkb-organisaties vinden het lastig prioriteiten te stellen.

Daarnaast moet altijd eerst de vraag worden gesteld óf nieuwe wetgeving het middel is om een doel te bereiken en of bepaalde verplichtingen niet al in bestaande niet platform specifieke regelgeving is opgenomen. Nieuwe wetgeving is immers geen doel op zich, maar één van de middelen om een doel te bereiken.

Geef ook mkb platformen een stem

Meer dan 95% van de platformorganisaties zijn mkb-ondernemingen, terwijl (hele) grote platformen beeldvorming, lobby en debat domineren. Het is belangrijk om ook kleine en middelgrote spelers in een vroeg stadium te betrekken en een stem te geven, want wet- en regelgeving heeft voor hen vaak andere impact.

Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat mkb-ondernemingen meer hulp nodig hebben bij implementatie van nieuwe wetten. Mkb-platformen willen meewerken, maar weten vaak simpelweg niet hoe het moet. Er is vaak een hoop ruimte voor interpretatie, dus kiezen ze de eenvoudigste weg. Maar dat is niet altijd de juiste. Online seminars, toolkits en API-koppelingen kunnen het makkelijker maken voor deze ondernemers. Beleidsmakers zijn zich bewust van de verschillen tussen grote en kleine ondernemers en willen daar graag mee aan de slag.

Verbeter communicatie en samenwerking

Verder is er gebrek aan samenwerking en communicatie bij de invoer van nieuwe wetgeving. Zo weten verschillende overheidsdepartementen niet altijd van elkaar met welke maatregelen ze bezig zijn. Dat geldt soms ook voor (grote) platformbedrijven, die vaak georganiseerd zijn in meerdere productcategorieën, waarvoor wetgeving geldt. Hoe moeten zij die regels implementeren in de bestaande datastructuren? Daarvoor is samenwerking nodig: in de keten en tussen juristen en ingenieurs. Daar schort het nu vaak aan.

Zo zijn gegevensverzameling en rapportageverplichtingen essentieel bij de nieuwe belastingrichtlijnen. Zowel platformbedrijven als regelgevende instanties worstelen met de interpretatie daarvan. Er zijn veel gegevens beschikbaar, maar hoe verwerk je die? In hoeverre mag dat eigenlijk volgens de privacywet (denk aan rapportage van socialezekerheidsnummers)?

Verbind beleid en uitvoering met elkaar

Het grootste probleem is dat beleid en uitvoering vaak twee verschillende werelden zijn. Een voorbeeld: de Eerste Kamer nam pas 20 december 2022 een definitieve beslissing over de DAC7-wet, terwijl bedrijven die op 1 januari 2023 geïmplementeerd moesten hebben. Ook wisten veel platformen bij de invoering van de Platform-to-business-verordening niet precies waar zij aan toe waren, omdat concrete handvatten zoals richtsnoeren ontbraken.

Om dit te verbeteren moeten twee dingen gebeuren. Ten eerste zou het beter zijn om personen en bedrijven waarop de wet op van toepassing is centraal te stellen, in plaats van de silo’s in het ontwerpproces. Ten tweede is er betere verbinding nodig tussen de verschillende ontwerp-, invoering- en implementatiefases. Als laatst is uniformiteit in de nationale doorvertaling van wetgeving tussen lidstaten van groot belang. Zo voorkom je dat Europese wetgeving per land anders wordt toegepast – ook door toezichthouders.

Belang van vereniging

Verder worden de personen en bedrijven die te maken krijgen met nieuwe wetgeving vaak te laat betrokken. Als de overheid al om hun input vraagt, is dat vaak in de laatste fase. Dat is jammer, niet alleen omdat het de implementatie vertraagd. Veel platformen zijn al lang bezig met de thema’s, op hun eigen manier. Fatsoenlijk omgaan met gebruikers, processen uitleggen en een goede balans zoeken tussen bedrijfs- en klantbelang zijn voor veel ondernemers logisch. Ze kunnen dus zeker meedenken over de juiste maatregelen.

Bijkomende moeilijkheid is dat instanties zoals de Belastingdienst niet altijd de capaciteit heeft om in gesprek te gaan met individuele bedrijven, en daarom via bijvoorbeeld brancheorganisaties werkt. Dat is problematisch, want dat soort verenigingen bestaan nauwelijks in de platformeconomie. Het zou goed zijn vereniging te bespoedigen en wellicht kan de overheid daarbij helpen. Zo eiste de Britse regering van de platformsector om zich te verenigen, met succes: dat leidde tot Sharing Economy UK. In Nederland is mede dankzij aanmoediging van het ministerie van Financiën een vereniging opgericht rondom crowdfunding. Verenigen draagt ook bij aan een betere implementatie: zo zoekt de Belastingdienst actief de verbinding op met ondernemers om hen te helpen bij de implementatie.

Conclusie

De hoge opkomst tijdens de Werkconferentie maakt duidelijk dat er van alle kanten interesse is om te praten en te leren over dit onderwerp. Daarbij was de discussie zeer levendig, open en inhoudelijk. Uiteraard heeft iedere partij zijn eigen belangen, maar het valt op dat er ook veel gezamenlijke behoeftes zijn. Zowel platformen als publieke organisaties zien het belang van waarden als veiligheid, concurrentie, een eerlijke platformeconomie – en natuurlijk ondernemerschap! En zowel beleidsmakers als ondernemers worstelen met de invoering van heel veel nieuwe wetten tegelijkertijd.

Dialoog blijft essentieel. Doorbreek silo’s, zodat je beter kunt bepalen welk gezamenlijk effect de regels hebben. Een centrale regisseur om urgenties te bepalen zou een uitkomst kunnen zijn. Zo’n persoon of instantie heeft overzicht en kan daarmee bepalen wanneer het tijd is om bijvoorbeeld implementatietermijnen te verruimen. Hoe? Het antwoord op die vraag wil ik graag samen met het lectoraat Platformeconomie van de Haagse Hogeschool en de betrokken partijen uitzoeken.

We moeten het hebben over AI….

Tijdens mijn wereldreis heb ik veel gelezen en nagedacht over de opkomst van al die mooie AI (ja, het woord ‘intelligence’ is verkeerd gekozen) tools als ChatGPT, Midjourney en ga zo nog maar even door. Er is een gevaar om meegenomen in de hype of haat rondom deze tools. Echt genuanceerd is de discussie doorgaans niet. En dat is een gemiste kans.

Ik heb gelezen over de manier waarop deze systemen worden getraind en de beperkingen die hier bij komen kijken. Niet alleen beperkingen in kwaliteit van data, maar ook in de scheve verdeling van wie de vruchten (lees: opbrengsten) plukt van deze nieuwe organisaties.

Ik zal je niet lastigvallen met een allesomvattend stuk over deze ontwikkeling, dan zou ik er een boek van moeten maken, maar wil in deze editie aan de hand van publicaties 3 vraagstukken met je willen delen:

  1. We zijn de mensen achter AI?
  2. De grote gevaren van de bias in dataset en hoe AI dit kan versterken
  3. De vraag of AI de grootste dataroof in de geschiedenis is

Wie zijn de mensen achter AI?

Om hier laagdrempelig meer over te leren is het aan te raden om de de editie ‘Microwerkers trainen AI voor hongerloontje‘ van de podcastserie ‘De Technoloog’ op BNR te beluisteren. In deze aflevering interviewen Herbert en Ben onderzoekster Claartje ter Hoeven. Claartje doet veel onderzoek naar ‘crowd- en clickworkers’: de groep werkenden die via platformen als Amazon Mechanical Turk de losse eindjes van AI aan elkaar knopen. Zij geeft waardevolle inzichten over wie deze groep is, wat hun motivatie is en ga zo nog maar even door. Belangrijkste om te onthouden: AI is een heel stuk minder intelligent dat je zou denken (het woord ‘intelligence’ is dan ook een misleidend frame) en duizenden mensen trainen én corrigeren AI via verschillende online platformen. Uitdaging hierin is dat dit (te) weinig wordt gecontroleerd en er zo weer nieuwe biasses in de software sluipen die wordt gebruikt om steeds belangrijkere beslissingen te maken.

Wil je wat verder lezen, dan is het artikel ‘Cleaning Up ChatGPT Takes Heavy Toll on Human Workers – Contractors in Kenya say they were traumatized by effort to screen out descriptions of violence and sexual abuse during run-up to OpenAI’s hit chatbot‘ in de Wall Street Journal een aanrader. Dit stuk maakt je niet alleen (nog veel) meer bewust over de rol van mensen in het trainen en corrigeren van AI, maar ook op de impact die dit werk op hen heeft. Niet iets om vrolijk van te worden, zeker wanneer je beseft dat deze mensen zeker niet degenen zullen zijn die er met de miljardenwinsten vandoor zullen gaan. Ook in dat opzicht is er weinig ‘nieuw’ aan deze technologie.

De grote gevaren van de bias in dataset en hoe AI dit kan versterken

Dit onderwerp kwam al een beetje naar voren in de vorige paragraaf, maar toch heb ik hem even apart gezet. Dit omdat ik het stuk ‘The people paid to train AI are outsourcing their work… to AI – It’s a practice that could introduce further errors into already error-prone models.‘ bij je onder de aandacht wil brengen. Want als je dacht dat AI alleen gebruikt wordt door de hoogopgeleide en te goed betaalde kenniswerkers, dan heb je het mis. In dit stuk wordt een interessant experiment omschreven:

“The workers are poorly paid and are often expected to complete lots of tasks very quickly. No wonder some of them may be turning to tools like ChatGPT to maximize their earning potential. But how many? To find out, a team of researchers from the Swiss Federal Institute of Technology (EPFL) hired 44 people on the gig work platform Amazon Mechanical Turk to summarize 16 extracts from medical research papers. Then they analyzed their responses using an AI model they’d trained themselves that looks for telltale signals of ChatGPT output, such as lack of variety in choice of words. They also extracted the workers’ keystrokes in a bid to work out whether they’d copied and pasted their answers, an indicator that they’d generated their responses elsewhere.

They estimated that somewhere between 33% and 46% of the workers had used AI models like OpenAI’s ChatGPT. It’s a percentage that’s likely to grow even higher as ChatGPT and other AI systems become more powerful and easily accessible, according to the authors of the study, which has been shared on arXiv and is yet to be peer-reviewed.”

Ik heb geen idee of deze groep werkenden AI niet zouden gebruiken wanneer ze hier beter voor betaald zouden worden (ik zie niet in waarom dat zo zou zijn), maar het is duidelijk dat er een groot risico zit in het trainen van AI door… AI:

“Using AI-generated data to train AI could introduce further errors into already error-prone models. Large language models regularly present false information as fact. If they generate incorrect output that is itself used to train other AI models, the errors can be absorbed by those models and amplified over time, making it more and more difficult to work out their origins, says Ilia Shumailov, a junior research fellow in computer science at Oxford University, who was not involved in the project.

Even worse, there’s no simple fix. “The problem is, when you’re using artificial data, you acquire the errors from the misunderstandings of the models and statistical errors,” he says. “You need to make sure that your errors are not biasing the output of other models, and there’s no simple way to do that.”

Het is dus allemaal niet zo eenvoudig als je misschien zou denken. Belangrijk om hier god onderzoek naar te doen en de modellen transparant te maken. Dit laatste wil de sector graag doen in de vorm van zelfregulering. Dat snap ik: ik vermoed dat dat op pagina 3 staat van het boek ‘lobby voor Dummies’. Het is daarom des te belangrijk dat hier goede regulering en overzicht voor komt. Of, zoals Marietje Schaake het op Twitter verwoordde: “Nobody elected Big Tech to govern the entire digital world. If democracy means anything, leaders must take responsibility for protecting the freedom of the American people from the ever-changing whims of powerful companies and their unaccountable C.E.O.s”.

De vraag of AI de grootste dataroof in de geschiedenis is.

Er is naar mijn mening nog te weinig discussie over de vraag hoe legitiem het is dat deze bedrijven data van anderen gebruiken om de eigen modellen te trainen. Om hier vervolgens zelf met de opbrengsten mee vandoor te gaan. Je kunt dit ontzettend politiek correct omschrijven of verdedigen, maar ik denk dat het interessanter is om het beestje bij de naam te noemen. En de vraag te stellen of het trainen van deze AI modellen niet de grootste data roof in de geschiedenis is. Ik weet: het is een flinke beschuldiging. Zeker omdat data roof voor de advertising industry niet geheel vreemd is. Maar ik zou je toch willen uitdagen om eens na te denken waarom dit NIET zo zou zijn.

En natuurlijk is dit geen nieuwe zorg. Deze zomer zijn genoeg stukken verschenen over rechtszaken tegen AI bedrijven als ChatGPT van hen wiens data is gebruikt voor het trainen van deze modellen. Zoals in het stuk ‘ChatGPT maker OpenAI faces a lawsuit over how it used people’s data‘. Ik verwacht de komende jaren nog flink wat rechtszaken rondom dit onderwerp, maar het is de vraag of het kwaad dan niet al is geschied.

Ik zou dan ook willen pleiten om parallel aan deze rechtszaken ook na te denken over modellen waarbij de leveranciers van data wél worden gecompenseerd voor de data die van hen wordt gebruikt. Het moet op de een of andere manier toch mogelijk zijn om dit te organiseren? Het is denk ik onmogelijk dit 1-op-1 te herleiden, maar er zijn vast andere creatieve manieren om hier mee om te gaan. Volgens mij een ideaal model waar blockchain fanaten op los kunnen gaan.

Een interessante casus komt voorbij in dit artikel in Time: ‘AI by the people, for the people: The Workers Behind AI Rarely See Its Rewards. This Indian Startup Wants to Fix That‘. Een mooi stuk, al valt ook hier wel het een en ander op aan te merken.

Super-apps en groene vestjes: lessen over de kluseconomie uit Indonesië

Super-apps zoals Grab en Gojek centraliseren en formaliseren de informele arbeidsmarkt van Indonesië. Welke problemen horen daarbij? En wat leert dat ons over de kluseconomie wereldwijd? Martijn Arets gaat op onderzoek uit in The Gig Work Podcast.

Werken via online platformen is overal ter wereld in opkomst, maar het debat over de kluseconomie is veelal gericht op de westerse wereld. Om een completer beeld te krijgen, is het goed om eens een kijkje te nemen in landen met een ander institutioneel landschap. Bijvoorbeeld Indonesië.

Deze zomer reisde ik zes weken door deze bijzondere eilandstaat en bestelde ik tientallen keren taxi’s via de Aziatische platformen Gojek en Grab. Deze ‘super-apps’ bieden talloze diensten aan op één platform: van taxiritten tot maaltijdbezorging, van schoonmaak tot hotels. Ze zijn razend populair en dat zie je ook op straat. In grote steden als Jakarta, Soerabaja en Yogyakarta een zee van mannen in groene jasjes op motoren.

Wat betekent de kluseconomie voor de Indonesische platformwerkers? Om dat te weten te komen sprak ik Suci Lestari Yuana, promotieonderzoeker aan de Universiteit Utrecht en werkzaam bij het Department of International Relations aan de Faculty of Social and Political Science van de universiteit van Gadjah Mada in Yogyakarta, Indonesië.

Informele arbeid als ruggengraat van de samenleving

Yuana heeft sinds 2015 een fascinatie voor de platformeconomie en de invloed ervan op de arbeidsmarkt. Ze deed onderzoek naar de ontwikkelingen in zowel Nederland als Indonesië. “Europese collega’s zien informele arbeid en zwartwerk als minderwaardig”, vertelt ze. “Zij zijn direct op zoek naar manieren om het werk te formaliseren. In Indonesië denken we heel anders over de informele economie: het is niet ondergeschikt, het is de ruggengraat van de samenleving.”

In Indonesië zijn er veel meer mensen met een informele dan een formele baan: zo’n 65% van de bevolking werkt zonder formele regelgeving, wettelijke bescherming of officiële registratie (2023). “De overheid is niet in staat om voldoende werkgelegenheid te creëren in de formele economie”, vertelt de onderzoeker. “Dagelijks leven is afhankelijk van informele arbeid. Dat geldt voor meer landen in het zuiden van de wereld.”

Van formele baan naar kluswerk

Platformen digitaliseren deze informele economie. Gojek en Grab beloven een hogere beloning en meer werk. Dat de platformeconomie floreert in Indonesië is dus eigenlijk niet zo verrassend. Sinds de opkomst van online werkplatformen wordt het informele werk zichtbaarder en meer gewaardeerd.

Dat de informele economie meer structuur en status krijgt is positief, maar er is ook een keerzijde. “De mooie beloftes van de platformen leiden ertoe dat mensen met een formele baan of een hogere opleiding aan de slag gaan als kluswerkers”, vertelt Yuana. “Dat gaat ten koste van de oorspronkelijke taxichauffeurs en maaltijdbezorgers, die vaak geen startkwalificatie hebben. Kortom, de concurrente in de informele economie neemt toe.”

Bovendien maken de platformen hun mooie beloftes vaak niet waar, zegt ze. “Ze adverteren bijvoorbeeld met salarissen van 700 euro per maand, vier keer het minimum in Jakarta. In de praktijk valt dat vaak tegen, omdat dit inkomen gekoppeld is aan prestatiebonussen, waardoor het een onvoorspelbare achtbaanrit wordt voor de werkenden.”

Gebrek aan langetermijnvisie

Yuana doet onderzoek naar debatten en conflicten rondom de kluseconomie in Indonesië. “Discussies en protesten zijn meestal gericht op kortetermijnwinst”, vertelt ze. “Dat is zo in meer andere armere landen op het zuidelijk halfrond. Werknemersorganisaties in Indonesië maken zich bijvoorbeeld vooral sterk voor hogere tarieven, maar niet voor betere arbeidsomstandigheden.”

Volgens Yuana denkt de overheid te weinig na over de lange termijn. Dat is geen nieuw probleem, legt ze uit. “Zo is vervoer via motortaxi’s niet legaal, maar het wordt al sinds de jaren ’70 gedoogd. Er zijn geen wetten en regels, omdat de overheid dit soort taxivervoer eigenlijk te gevaarlijk vindt. Maar handhavers treden er ook niet tegen op, want er is nog geen fatsoenlijk alternatief openbaar vervoer. Dit soort vervoer werd als een transitie in het vervoerssysteem gezien. Het is alleen de vraag: tot wanneer?”

Platformwerkers aan tafel

Overheidsbeleid veranderen is lastig, maar zij en haar collega-onderzoekers doen hun best. Zo organiseren ze regelmatig bijeenkomsten en seminars over de platformeconomie, waarbij ze niet bang zijn om kritiek te uiten. Zij pleiten voor meer regulering van de platformeconomie om werkomstandigheden te verbeteren en meer mensen een eerlijke kans te geven op werk.

Volgens Yuana is het belangrijk is dat platformwerkers een plek aan tafel hebben tijdens discussies die over hen gaan. “Om tot werkbare wet- en regelgeving te komen, moeten alle stemmen gehoord worden. De werkende wordt nog te vaak overgeslagen. Natuurlijk weten wij wetenschappers veel van platformwerkers, maar ik heb niet het gevoel dat ik namens hen zou kunnen spreken.”

Die plek aan tafel is steeds vaker beschikbaar. Zo waren tijdens een bijeenkomst van het ministerie van Transport over mogelijke regulering van motortaxi’s ook de platformwerkers aanwezig.

Wensen van werkenden

Wat wil de platformwerker in Indonesië? Yuana deed onderzoek naar de behoeftes van taxichauffeurs en andere betrokkenen die werken via de digitale apps. Ze ontdekte 19 criteria, die ze binnenkort publiceert in haar onderzoekspaper. Slechts vier hiervan zijn puur technisch. “De meeste criteria gaan over de positionering van taxi-platformen binnen huidige en toekomstige sociale, economische en juridische omstandigheden”, vertelt ze. “Hoe kunnen we zorgen dat klanten beter beschermd zijn? Op welke manier kunnen we zorgen dat chauffeurs een beter inkomen en rechtvaardigere arbeidsomstandigheden krijgen?”

Yuana ziet een gezamenlijke taak voor de overheid, wetenschap, platformwerkers en platformbedrijven om dit voor elkaar te krijgen. Begin je een platform dat een deel van de informele arbeidsmarkt bij elkaar brengt? Betrek dan eerst de mensen die daar al in werkten”, zegt ze. “Het is niet eerlijk om mensen die al een formele baan hadden weg te lokken met de vaak loze belofte van een mooi salaris.”

Gelijkwaardigere discussie

Yuana onderzoekt ook hoe de platformwerkers meer invloed kunnen uitoefenen tijdens een discussie met de overheid. “Ten eerste is de groepsgrootte van belang. Hoe beter platformwerkers zich verenigen, hoe beter ze gehoord worden”, vertelt ze.

Verder maakt het uit op welke plek in de ruimte iemand zit. Yuana: “Als er twee rijen stoelen zijn, dan hebben de mensen op de eerste rij vaak het meeste te zeggen. Dit soort inzichten zijn zowel waardevol voor de platformwerkers zelf, als de organisaties die dit soort bijeenkomsten organiseren. Hiermee kunnen we zorgen voor een gelijkwaardigere discussie.”

Lessen uit Indonesië

Ik heb veel geleerd van Yuana en mijn reis van zes weken door Indonesië. Net als in andere landen profileren klusplatformen in Indonesië zich als nieuw en anders, terwijl ze slechts bestaand werk faciliteren via een digitaal platform. De naam ‘Gojek’ is zelfs afgeleid van het bestaande woord ‘Ojek’, wat ‘motortaxi’ betekent. Het is opmerkelijk dat beleidsmakers hier zo makkelijk intrappen.

Dat klusplatformen populair zijn in landen als Indonesië is best logisch. Persoonlijke dienstverlening zoals motortaxi’s zijn daar tenslotte al gemeengoed. Daarnaast is er hoge werkloosheid, waardoor ook steeds meer geschoolde mensen hun diensten aanbieden via de platformen. Kortom, er is gesprek aan perspectief. Dit is een onderwerp dat naar mijn mening in discussies over de kluseconomie te vaak ontbreekt.

Samen sterk

Dankzij het gesprek met Yuana kijk ik met een nieuwe bril naar de ontwikkelingen in de platformeconomie. Vooral de manier waarop zuidelijke landen de informele economie zien is interessant. Op een grote informele markt zijn werkenden misschien wel weerbaarder voor de kluseconomie, omdat zij al gewend zijn zich informeel te organiseren. Dat bevestigen leden van het WageIndicator-team in Jakarta. Zij vertelden mij dat maaltijdbezorgers nauw contact houden via WhatsApp-groepen. Als er iets met iemand aan de hand is, staat er binnen no-time een zwerm groene jasjes omheen.

Hoewel de bezorgers naar mijn gevoel sterker staan door hun solidariteit, is het lastig opboksen tegen platformen. Apps in Indonesië worden steeds vaker ‘super-apps’ met verschillende diensten. Zo kun je niet alleen een taxi bestellen, maar ook boodschappen laten bezorgen, een dokter spreken, pakketjes verzenden of een klusjesman inhuren. Makkelijk voor klanten, maar het betekent ook dat werkenden steeds afhankelijker worden van de apps. Het wordt namelijk moeilijker om een eigen klantenbestand op te bouwen los van de app. Dat is weer een argument voor meer overheidsregulering. Wat dat betreft heeft Indonesië nog flink wat stappen te zetten.

Wat een bezoekje aan een demonstratie mij leerde over het debat in de arbeidsmarkt

Via Twitter zag ik een bericht voorbijkomen van een aankomende demonstratie voor het Uber hoofdkantoor in Amsterdam. In het bericht: “TIJD VOOR ACTIE! – Voor respect en een leefbaar inkomen”. Tijdens deze demonstratie wilden Uber chauffeurs, onder leiding van FNV Platformwerk, aandacht vragen voor de consequenties van het annuleren van ritten door chauffeurs en het gegeven dat chauffeurs voor het accepteren van een rit geen informatie over desbetreffende rit krijgen. Je hoeft geen expert te zijn om te snappen dat deze twee vraagstukken een sterk verband met elkaar hebben. De oplossing volgens FNV: neem de chauffeur in dienst. Ik besloot om naar Amsterdam te reizen om de demonstratie te observeren, foto’s te maken en wat gesprekken te voeren.

De demonstratie, door FNV omschreven als ‘blokkade van het hoofdkantoor’ wilde ik aanvankelijk omschrijven als een ‘polderprotest’, maar na de acties van de boeren de dagen hiervoor kies ik liever voor de woorden ‘gemoedelijk’, ‘kneuterig’ en/of ‘rituele rondedans’.

Een half uur voor aanvang arriveert een politiebusje voor het kantoor van Uber in Amsterdam. Politie stapt uit, woordvoerder Uber komt met collega naar buiten en maakt een praatje. Niet veel later doet de beveiliger van het gebouw de draaideur op slot. Dan verschijnt een grijs busje met de FNV-campagne materialen. Een medewerker met FNV-shirt met op de achterkant ‘actie!’ gedrukt begint met de opbouw. Een tafel met flesjes water voor de demonstranten en opgerolde spandoeken, een vlag, een banner en ook de bekende houten zeepkist worden voor de ingang van het Uber kantoor neergezet. Langzamerhand verschijnen nog een stuk of zes FNV-collega’s en zo’n vijftien van de verwachte twintig taxichauffeurs.

Dan pakt Anja Dijkman, projectleider FNV Platformwerk, de microfoon. De chauffeurs, die in plukjes op de stoep verspreid staan, staken hun gesprekken en luisteren hoe Dijkman het doel van de dag opsomt en vertelt dat Uber FNV heeft uitgenodigd om in het Uber kantoor op gesprek te komen.

Chauffeurs wordt gevraagd om op witte vierkante foamborden op te schrijven wat hun wensen zijn, zodat deze later mee kunnen worden genomen naar het gesprek. Een viertal chauffeurs geeft gehoor aan deze oproep en schrijft ‘meer zeggenschap’, ‘respect’, ‘lagere commissies’ en ‘weg uit Nederland’ op de borden. Geen enkele chauffeur schrijft ‘vast dienstverband’ op.

Niet veel later mag een tweekoppige FNV-delegatie en een chauffeur via een zijdeur naar binnen voor een gesprek. Na een half uur worden de FNV-attributen, inclusief en setje niet uitgerolde spandoeken, weer in het busje geladen en besluit ik dat het ook voor mij tijd is om verder te gaan. Wat er uit het gesprek binnen komt, wordt ook later niet duidelijk. Mijn verwachting is niets, maar iedereen heeft wel weer zijn zegje kunnen doen en de foto’s en video’s zijn geschoten.

Wat deze demonstratie zegt over het debat
De demonstratie omschreef ik hierboven als ‘gemoedelijk’, ‘kneuterig’ en ‘rituele rondedans’. Aan alles was duidelijk te zien dat geen van de betrokken partijen een echt uitgesproken ambitie had bij – en verwachting over het effect van – deze samenscholing. Het aantal chauffeurs dat op kwam dagen was minimaal, de ambitie van de FNV goedbedoeld, maar ook heel beperkt en Uber deed gemoedelijk (en verstandig) mee aan deze rondedans door de demonstranten binnen uit te nodigen. Om vervolgens het gesprek zo lang te laten duren dat wat er aan energie of boosheid zou kúnnen wanen onder de aanwezigen, tegen de tijd dat de groep weer naar buiten zou komen al lang weer zou zijn uitgedoofd. Het is mij duidelijk dat niemand echt het idee of de ambitie had vandaag iets op te lossen: de strijd wordt immers uitgevochten in de rechtszaal. Het enige dat FNV aan deze dag overhield was waarschijnlijk het verdedigen van de legitimiteit, deels door het creëren van (online) content. Hoewel met een opkomst van 15 chauffeurs de claim van legitimiteit niet persé veel goed heeft gedaan.

Analyse / overdenking
Ik ben in mijn publicaties regelmatig scherp en kritisch op de manier waarop FNV zich in dit debat gedraagt. Niet zelden stel ik de vraag voor wie FNV deze strijd voert, beschuldig ik de bond van selectieve verontwaardiging en verwonder ik mij hoe de vakbond de context van het speelveld negeert (ja, de zwarte markt bestaat en het alternatief voor een maaltijdbezorger is niet een goed betaalde baan met zekerheden) en daarmee de echte vragen (laat staan oplossingen) voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt te vaak naast zich neerlegt. Ook de manier waarop FNV het onderwerp platformwerk claimt en hiermee geen ruimte aan andere bonden geeft zich met dit onderwerp te bemoeien zie ik als onwenselijk.

Wél zie en erken ik duidelijk het nut en belang van het concept vakbond: het verenigen van een gefragmenteerde en geïsoleerde groep werkenden om deze schaalvoordelen in te zetten om een gelijker speelveld te creëren tegen werk- en opdrachtgevers. Dat is dan ook misschien gelijk de reden dat ik mij hier druk om maak: het zijn van de grootste vakbond brengt verantwoordelijkheden met zich mee waarvan ik nu van mening ben dat deze onvoldoende worden ingevuld.

Tegelijkertijd zie ik bij de FNV gemotiveerde individuen die allemaal proberen te doen wat voor hun het beste lijkt binnen de mogelijkheden van een ingewikkelde organisatie wat FNV nu helaas eenmaal is. En die houding, welwillende mensen die binnen hun mogelijkheden het beste willen doen, zie ik binnen alle stakeholders in het debat. Dit individuele geluid en deze individuele houding zijn nauwelijks zichtbaar in het debat. Een debat waar de niet al te constructieve houding van verschillende stakeholders de boventoon voeren. Daarom vindt ik het belangrijk om te laten zien dat wanneer je mét mensen zelf in gesprek gaat, er veelal een heel ander beeld en energie ontstaat.

In die gesprekken zie ik dat er onderliggend veel meer gelijkenissen zijn, dan je vanuit het debat zult verwachten. Dan gaat het over onderliggende waarden als zekerheid, transparantie, respect, (mede)zeggenschap en eerlijkheid. Hele concrete en menselijke waarden. En zie je dat die ongezonde fixatie op de contractvorm de werkenden, in dit geval taxichauffeurs, maar weinigen interesseert en afleidt van daar waar het debat nu echt over zou moeten gaan.

Vandaar mijn analyse en dan ook gelijk oproep om het gesprek minder te laten leiden door de mist die instituties over het debat heen gooien, maar het gesprek meer te laten gaan over – en vooral mét – het individu. De mens. Want als er iets dit debat zal veranderen, is wanneer we niet meer het instituut, maar de mens centraal zetten. Als we dat doen, dan komt het zelfs met de vakbond, platformwerk én de werkende uiteindelijk echt wel goed.