Hoe waardevol of waardeloos is data voor de platformwerker?

Het debat rondom data portabiliteit wordt gedomineerd door vele aannames. Willen de werkenden hun data meenemen? Onder welke condities? Wat doen zij vervolgens met hun data? En ziet de ontvangende partij deze data ook als waardevol? Met KlusCV hebben we een project neergezet dat naast een échte impact (er zijn intussen al 20.000 cv’s gedownload!!) ook voedingsbodem is voor onderzoek om deze aannames te valideren.

In deze eerste en recent gepubliceerde wetenschappelijke publicatie “The role of contextual and contentual signals for online trust: Evidence from a crowd work experiment” hebben we (Rense Corten, Timm Teubner, Judith Kas en ondergetekende) gekeken naar de invloed van het meenemen van data door een platformwerker naar een ander platform op de ‘hiring intention’ van de cliënt. Het is namelijk heel mooi wanneer je als platformwerker je data mee kunt nemen, maar wordt deze door de partij die het moet ontvangen ook als waardevol ervaren? Een vrij cruciale vraag die in veel debatten voor het gemak wordt vergeten. Kort samengevat: het meenemen van data naar een ander platform draagt wel degelijk bij aan het vertrouwen van de cliënt in de werkende onder de voorwaarde dat de ervaring die is opgedaan met vergelijkbare werkzaamheden is vergeleken én op het moment dat de werkende op het nieuwe platform nog geen werkervaring (ratings) heeft opgebouwd. Oftewel:

“This study reports the results of an online experiment among 180 actual clients of five gig economy platforms to disentangle the importance of two dimensions of worker reputation: (1) contextual fit (i.e., the ratings’ origin from the same or another platform) and (2) contentual fit (i.e., the ratings’ origin from the same or a different job type). By and large, previous work has demonstrated the potential of imported ratings for trust-building but usually confounded these two dimensions. Our results provide a more nuanced picture and suggest that there exist two important boundary conditions for reputation portability: While imported ratings can have an effect on trust, they may only do so for matching job types and in the absence of within-platform ratings.”

Misschien niet een geheel verrassende, maar wel belangrijke bevinding. Waarom? Omdat dit (en ja, ‘we always need more research….’):

  • laat zien dat meegenomen data wel degelijk onder bepaalde condities van toegevoegde waarde is voor de werkende;
  • meehelpt in het ontwerpen van systemen voor de import. Immers: wanneer duidelijk is dat de geïmporteerde data alleen van waarde is op het moment dat de werkende nog geen ervaring op het nieuwe platform heeft, is het aannemelijk dat deze data alleen bij de eerste paar klussen hoeft te worden vertoond;
  • laat zien dat de waarde van deze data beperkt is, wat (digitale) bemiddelaars mogelijk over de streep kan trekken om deze data te delen met de werkende. Het afbreukrisico is immers klein. Hierbij zou en conclusie kunnen zijn dat (digitale) bemiddelaars de waarde van hun data overschatten. Prima, ik help ze graag uit deze illusie.

Heel fijn dat deze studie nu (met grote dank aan mijn co-auteurs) is gepubliceerd en als bron/input kan worden gebruikt voor andere onderzoeken en onderzoekers.

Wat onderzoek rondom KlusCV betreft is het hiermee niet afgelopen. Op dit moment werk ik aan een wetenschappelijk paper over de relatie tussen de mogelijkheid van het meenemen van data op de commitment van de werkende richting het platform. En voor 2024 (en begin 2025) staan onderzoeken in de planning naar de vraag onder welke conditie platformwerkers hun data downloaden, wat werkenden met de meegenomen data doen en hoe niet-platform werkgevers of intermediairs de meegenomen data waarderen plaatsvinden.

Op weg naar werkbare regelgeving voor de Europese platformeconomie

Er komen in rap tempo meer regels bij voor de platformeconomie. Doel van deze nieuwe regels is een eerlijke platformeconomie voor iedereen. Welke impact hebben die? Hoe kunnen we wetgeving werkbaarder maken voor iedereen? En hoe helpen deze lessen ons om ons voor te bereiden op nieuwe regelgeving rondom technologie als AI? Onafhankelijk platform expert Martijn Arets organiseerde vanuit de Haagse Hogeschool en samen met PwC en Considerati de ‘Werkconferentie Regulering Digitale Platformen’. In deze blog, welke ook op iBestuur werd gepubliceerd, deelt hij zijn inzichten.

Bedrijven zoals Meta, Thuisbezorgd en Bol.com zien de afgelopen paar jaar meer regels op zich afkomen dan de twintig jaar daarvoor. Nadat er voor platformen jarenlang nauwelijks specifieke regulering was, is Europa bezig met een inhaalslag. Nu de eerste nieuwe regels voor de platformeconomie van kracht zijn, vond ik het tijd om de balans op te maken en vooruit te kijken.

Daarom organiseerde ik vanuit het lectoraat Platformeconomie van de Haagse Hogeschool samen met PwC en Considerati de ‘Werkconferentie Regulering Digitale Platformen’. Genodigden: iedereen die betrokken is bij platformregelgeving. Zo’n 50 beleidsmakers, toezichthouders, onderzoekers en ondernemers (zowel big-tech, als start-ups en scale-ups) waren erbij. Het doel: van elkaar leren en vooruitkijken naar wat werkt.

Nieuwe en aangepaste wetten voor een eerlijke platformeconomie

Om ervoor te zorgen dat Europese wetgeving actueel blijft introduceerde de Europese Commissie onder voorzitter Von der Leyen de strategie ‘A Europe fit for the digital age’. Onder deze strategie is er aan verschillende wetten gewerkt die het afgelopen jaar in werking zijn getreden of snel in werking gaan treden, zoals de Digital Services Act (DSA), Digital Markets Act (DMA), de DAC7 en de VAT in the Digital Age (ViDA).

Het doel van alle nieuwe regels is een eerlijke platformeconomie voor iedereen. Veel nieuwe regels gaan dan ook over thema’s als marktmacht, gelijke toegang, bescherming van fundamentele rechten van gebruikers en eerlijke concurrentie tussen aanbieders en platformen onderling. Van nature is de platformeconomie namelijk een markt waarin de grootste spelers de kleinere bedrijven relatief snel wegconcurreren. In elk geval bepalen de grootste spelers vaak de regels. Er bestaat zelfregulering in de sector, maar platformondernemers en beleidsmakers zijn het erover eens dat dit niet genoeg is. Zij vinden dat er een democratische tegenmacht nodig is.

Het is belangrijk om de totstandkoming, implementatie en uitvoering van nieuwe regelgeving te evalueren, omdat technologie zoals Artificial Intelligence (AI) een steeds bepalendere rol gaat spelen.  De Europese Commissie werkt aan steeds meer wetgeving daaromheen, denk aan de ‘AI act’. De inzichten uit recente veranderingen zijn essentieel om die nieuwe regels werkbaar en doeltreffend te maken.

Dit evenement vond 23 maart 2023 plaats op de Haagse Hogeschool. Aanwezig waren circa 50 deelnemers, afkomstig vanuit de publieke sector (SER, ministeries, Belastingdienst, Europese Commissie, wetenschappers) en het bedrijfsleven (kleine en grote platformen en toeleveranciers). Sprekers en panelleden waren Nicole Stofberg (lector Platformeconomie aan de Haagse Hogeschool), Kim van Sparrentak (Europarlementariër GroenLinks), Leendert-Jan Visser (directeur MKB-Nederland), Geert Moelker (plaatsvervangend directeur bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) en Jeroen Oerlemans (coördinator DAC7 bij de Belastingdienst). Auteur Martijn Arets schreef dit artikel op persoonlijke titel. Deze blog verscheen ook op de website van iBestuur.

Snelheid, hamers en onduidelijkheden

Tijdens de werkconferentie waren beleidsmakers en ondernemers het eens dat de snelle invoering en korte implementatietermijnen van nieuwe wetgeving tot problemen leidt. Ze zijn blij dat de overheid daadkracht toont, maar soms leidt het tempo tot zogenaamde ‘hamers’: maatregelen die te generiek zijn om toe te passen op alle verschillende verschijningsvormen van platformen.

Wetgeving voor de hele sector is namelijk vaak gebaseerd op rechterlijke uitspraken over een specifiek soort platform. Daardoor is het soms niet helemaal duidelijk welke invloed zo’n wet heeft op een platform met een andere technologie of businessmodel. Zo is de DSA wel helder voor marktplaatsen waarop mensen producten verhandelen, maar niet voor marktplaatsen voor diensten.

Dat er snel veel nieuwe regels komen is ook een praktische uitdaging. Platformen moeten ineens op heel veel velden schakelen: aanpassingen in werkprocessen, ICT, compliance, governance en in hun relaties met bijvoorbeeld toezichthouders of partners. Ondernemers hebben moeite te bepalen welke nieuwe verplichtingen zij als eerste moeten en kunnen implementeren. Ook de tekorten aan technisch personeel wordt als complicerende factor gezien. Zeker kleine mkb-organisaties vinden het lastig prioriteiten te stellen.

Daarnaast moet altijd eerst de vraag worden gesteld óf nieuwe wetgeving het middel is om een doel te bereiken en of bepaalde verplichtingen niet al in bestaande niet platform specifieke regelgeving is opgenomen. Nieuwe wetgeving is immers geen doel op zich, maar één van de middelen om een doel te bereiken.

Geef ook mkb platformen een stem

Meer dan 95% van de platformorganisaties zijn mkb-ondernemingen, terwijl (hele) grote platformen beeldvorming, lobby en debat domineren. Het is belangrijk om ook kleine en middelgrote spelers in een vroeg stadium te betrekken en een stem te geven, want wet- en regelgeving heeft voor hen vaak andere impact.

Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat mkb-ondernemingen meer hulp nodig hebben bij implementatie van nieuwe wetten. Mkb-platformen willen meewerken, maar weten vaak simpelweg niet hoe het moet. Er is vaak een hoop ruimte voor interpretatie, dus kiezen ze de eenvoudigste weg. Maar dat is niet altijd de juiste. Online seminars, toolkits en API-koppelingen kunnen het makkelijker maken voor deze ondernemers. Beleidsmakers zijn zich bewust van de verschillen tussen grote en kleine ondernemers en willen daar graag mee aan de slag.

Verbeter communicatie en samenwerking

Verder is er gebrek aan samenwerking en communicatie bij de invoer van nieuwe wetgeving. Zo weten verschillende overheidsdepartementen niet altijd van elkaar met welke maatregelen ze bezig zijn. Dat geldt soms ook voor (grote) platformbedrijven, die vaak georganiseerd zijn in meerdere productcategorieën, waarvoor wetgeving geldt. Hoe moeten zij die regels implementeren in de bestaande datastructuren? Daarvoor is samenwerking nodig: in de keten en tussen juristen en ingenieurs. Daar schort het nu vaak aan.

Zo zijn gegevensverzameling en rapportageverplichtingen essentieel bij de nieuwe belastingrichtlijnen. Zowel platformbedrijven als regelgevende instanties worstelen met de interpretatie daarvan. Er zijn veel gegevens beschikbaar, maar hoe verwerk je die? In hoeverre mag dat eigenlijk volgens de privacywet (denk aan rapportage van socialezekerheidsnummers)?

Verbind beleid en uitvoering met elkaar

Het grootste probleem is dat beleid en uitvoering vaak twee verschillende werelden zijn. Een voorbeeld: de Eerste Kamer nam pas 20 december 2022 een definitieve beslissing over de DAC7-wet, terwijl bedrijven die op 1 januari 2023 geïmplementeerd moesten hebben. Ook wisten veel platformen bij de invoering van de Platform-to-business-verordening niet precies waar zij aan toe waren, omdat concrete handvatten zoals richtsnoeren ontbraken.

Om dit te verbeteren moeten twee dingen gebeuren. Ten eerste zou het beter zijn om personen en bedrijven waarop de wet op van toepassing is centraal te stellen, in plaats van de silo’s in het ontwerpproces. Ten tweede is er betere verbinding nodig tussen de verschillende ontwerp-, invoering- en implementatiefases. Als laatst is uniformiteit in de nationale doorvertaling van wetgeving tussen lidstaten van groot belang. Zo voorkom je dat Europese wetgeving per land anders wordt toegepast – ook door toezichthouders.

Belang van vereniging

Verder worden de personen en bedrijven die te maken krijgen met nieuwe wetgeving vaak te laat betrokken. Als de overheid al om hun input vraagt, is dat vaak in de laatste fase. Dat is jammer, niet alleen omdat het de implementatie vertraagd. Veel platformen zijn al lang bezig met de thema’s, op hun eigen manier. Fatsoenlijk omgaan met gebruikers, processen uitleggen en een goede balans zoeken tussen bedrijfs- en klantbelang zijn voor veel ondernemers logisch. Ze kunnen dus zeker meedenken over de juiste maatregelen.

Bijkomende moeilijkheid is dat instanties zoals de Belastingdienst niet altijd de capaciteit heeft om in gesprek te gaan met individuele bedrijven, en daarom via bijvoorbeeld brancheorganisaties werkt. Dat is problematisch, want dat soort verenigingen bestaan nauwelijks in de platformeconomie. Het zou goed zijn vereniging te bespoedigen en wellicht kan de overheid daarbij helpen. Zo eiste de Britse regering van de platformsector om zich te verenigen, met succes: dat leidde tot Sharing Economy UK. In Nederland is mede dankzij aanmoediging van het ministerie van Financiën een vereniging opgericht rondom crowdfunding. Verenigen draagt ook bij aan een betere implementatie: zo zoekt de Belastingdienst actief de verbinding op met ondernemers om hen te helpen bij de implementatie.

Conclusie

De hoge opkomst tijdens de Werkconferentie maakt duidelijk dat er van alle kanten interesse is om te praten en te leren over dit onderwerp. Daarbij was de discussie zeer levendig, open en inhoudelijk. Uiteraard heeft iedere partij zijn eigen belangen, maar het valt op dat er ook veel gezamenlijke behoeftes zijn. Zowel platformen als publieke organisaties zien het belang van waarden als veiligheid, concurrentie, een eerlijke platformeconomie – en natuurlijk ondernemerschap! En zowel beleidsmakers als ondernemers worstelen met de invoering van heel veel nieuwe wetten tegelijkertijd.

Dialoog blijft essentieel. Doorbreek silo’s, zodat je beter kunt bepalen welk gezamenlijk effect de regels hebben. Een centrale regisseur om urgenties te bepalen zou een uitkomst kunnen zijn. Zo’n persoon of instantie heeft overzicht en kan daarmee bepalen wanneer het tijd is om bijvoorbeeld implementatietermijnen te verruimen. Hoe? Het antwoord op die vraag wil ik graag samen met het lectoraat Platformeconomie van de Haagse Hogeschool en de betrokken partijen uitzoeken.

We moeten het hebben over AI….

Tijdens mijn wereldreis heb ik veel gelezen en nagedacht over de opkomst van al die mooie AI (ja, het woord ‘intelligence’ is verkeerd gekozen) tools als ChatGPT, Midjourney en ga zo nog maar even door. Er is een gevaar om meegenomen in de hype of haat rondom deze tools. Echt genuanceerd is de discussie doorgaans niet. En dat is een gemiste kans.

Ik heb gelezen over de manier waarop deze systemen worden getraind en de beperkingen die hier bij komen kijken. Niet alleen beperkingen in kwaliteit van data, maar ook in de scheve verdeling van wie de vruchten (lees: opbrengsten) plukt van deze nieuwe organisaties.

Ik zal je niet lastigvallen met een allesomvattend stuk over deze ontwikkeling, dan zou ik er een boek van moeten maken, maar wil in deze editie aan de hand van publicaties 3 vraagstukken met je willen delen:

  1. We zijn de mensen achter AI?
  2. De grote gevaren van de bias in dataset en hoe AI dit kan versterken
  3. De vraag of AI de grootste dataroof in de geschiedenis is

Wie zijn de mensen achter AI?

Om hier laagdrempelig meer over te leren is het aan te raden om de de editie ‘Microwerkers trainen AI voor hongerloontje‘ van de podcastserie ‘De Technoloog’ op BNR te beluisteren. In deze aflevering interviewen Herbert en Ben onderzoekster Claartje ter Hoeven. Claartje doet veel onderzoek naar ‘crowd- en clickworkers’: de groep werkenden die via platformen als Amazon Mechanical Turk de losse eindjes van AI aan elkaar knopen. Zij geeft waardevolle inzichten over wie deze groep is, wat hun motivatie is en ga zo nog maar even door. Belangrijkste om te onthouden: AI is een heel stuk minder intelligent dat je zou denken (het woord ‘intelligence’ is dan ook een misleidend frame) en duizenden mensen trainen én corrigeren AI via verschillende online platformen. Uitdaging hierin is dat dit (te) weinig wordt gecontroleerd en er zo weer nieuwe biasses in de software sluipen die wordt gebruikt om steeds belangrijkere beslissingen te maken.

Wil je wat verder lezen, dan is het artikel ‘Cleaning Up ChatGPT Takes Heavy Toll on Human Workers – Contractors in Kenya say they were traumatized by effort to screen out descriptions of violence and sexual abuse during run-up to OpenAI’s hit chatbot‘ in de Wall Street Journal een aanrader. Dit stuk maakt je niet alleen (nog veel) meer bewust over de rol van mensen in het trainen en corrigeren van AI, maar ook op de impact die dit werk op hen heeft. Niet iets om vrolijk van te worden, zeker wanneer je beseft dat deze mensen zeker niet degenen zullen zijn die er met de miljardenwinsten vandoor zullen gaan. Ook in dat opzicht is er weinig ‘nieuw’ aan deze technologie.

De grote gevaren van de bias in dataset en hoe AI dit kan versterken

Dit onderwerp kwam al een beetje naar voren in de vorige paragraaf, maar toch heb ik hem even apart gezet. Dit omdat ik het stuk ‘The people paid to train AI are outsourcing their work… to AI – It’s a practice that could introduce further errors into already error-prone models.‘ bij je onder de aandacht wil brengen. Want als je dacht dat AI alleen gebruikt wordt door de hoogopgeleide en te goed betaalde kenniswerkers, dan heb je het mis. In dit stuk wordt een interessant experiment omschreven:

“The workers are poorly paid and are often expected to complete lots of tasks very quickly. No wonder some of them may be turning to tools like ChatGPT to maximize their earning potential. But how many? To find out, a team of researchers from the Swiss Federal Institute of Technology (EPFL) hired 44 people on the gig work platform Amazon Mechanical Turk to summarize 16 extracts from medical research papers. Then they analyzed their responses using an AI model they’d trained themselves that looks for telltale signals of ChatGPT output, such as lack of variety in choice of words. They also extracted the workers’ keystrokes in a bid to work out whether they’d copied and pasted their answers, an indicator that they’d generated their responses elsewhere.

They estimated that somewhere between 33% and 46% of the workers had used AI models like OpenAI’s ChatGPT. It’s a percentage that’s likely to grow even higher as ChatGPT and other AI systems become more powerful and easily accessible, according to the authors of the study, which has been shared on arXiv and is yet to be peer-reviewed.”

Ik heb geen idee of deze groep werkenden AI niet zouden gebruiken wanneer ze hier beter voor betaald zouden worden (ik zie niet in waarom dat zo zou zijn), maar het is duidelijk dat er een groot risico zit in het trainen van AI door… AI:

“Using AI-generated data to train AI could introduce further errors into already error-prone models. Large language models regularly present false information as fact. If they generate incorrect output that is itself used to train other AI models, the errors can be absorbed by those models and amplified over time, making it more and more difficult to work out their origins, says Ilia Shumailov, a junior research fellow in computer science at Oxford University, who was not involved in the project.

Even worse, there’s no simple fix. “The problem is, when you’re using artificial data, you acquire the errors from the misunderstandings of the models and statistical errors,” he says. “You need to make sure that your errors are not biasing the output of other models, and there’s no simple way to do that.”

Het is dus allemaal niet zo eenvoudig als je misschien zou denken. Belangrijk om hier god onderzoek naar te doen en de modellen transparant te maken. Dit laatste wil de sector graag doen in de vorm van zelfregulering. Dat snap ik: ik vermoed dat dat op pagina 3 staat van het boek ‘lobby voor Dummies’. Het is daarom des te belangrijk dat hier goede regulering en overzicht voor komt. Of, zoals Marietje Schaake het op Twitter verwoordde: “Nobody elected Big Tech to govern the entire digital world. If democracy means anything, leaders must take responsibility for protecting the freedom of the American people from the ever-changing whims of powerful companies and their unaccountable C.E.O.s”.

De vraag of AI de grootste dataroof in de geschiedenis is.

Er is naar mijn mening nog te weinig discussie over de vraag hoe legitiem het is dat deze bedrijven data van anderen gebruiken om de eigen modellen te trainen. Om hier vervolgens zelf met de opbrengsten mee vandoor te gaan. Je kunt dit ontzettend politiek correct omschrijven of verdedigen, maar ik denk dat het interessanter is om het beestje bij de naam te noemen. En de vraag te stellen of het trainen van deze AI modellen niet de grootste data roof in de geschiedenis is. Ik weet: het is een flinke beschuldiging. Zeker omdat data roof voor de advertising industry niet geheel vreemd is. Maar ik zou je toch willen uitdagen om eens na te denken waarom dit NIET zo zou zijn.

En natuurlijk is dit geen nieuwe zorg. Deze zomer zijn genoeg stukken verschenen over rechtszaken tegen AI bedrijven als ChatGPT van hen wiens data is gebruikt voor het trainen van deze modellen. Zoals in het stuk ‘ChatGPT maker OpenAI faces a lawsuit over how it used people’s data‘. Ik verwacht de komende jaren nog flink wat rechtszaken rondom dit onderwerp, maar het is de vraag of het kwaad dan niet al is geschied.

Ik zou dan ook willen pleiten om parallel aan deze rechtszaken ook na te denken over modellen waarbij de leveranciers van data wél worden gecompenseerd voor de data die van hen wordt gebruikt. Het moet op de een of andere manier toch mogelijk zijn om dit te organiseren? Het is denk ik onmogelijk dit 1-op-1 te herleiden, maar er zijn vast andere creatieve manieren om hier mee om te gaan. Volgens mij een ideaal model waar blockchain fanaten op los kunnen gaan.

Een interessante casus komt voorbij in dit artikel in Time: ‘AI by the people, for the people: The Workers Behind AI Rarely See Its Rewards. This Indian Startup Wants to Fix That‘. Een mooi stuk, al valt ook hier wel het een en ander op aan te merken.

Super-apps en groene vestjes: lessen over de kluseconomie uit Indonesië

Super-apps zoals Grab en Gojek centraliseren en formaliseren de informele arbeidsmarkt van Indonesië. Welke problemen horen daarbij? En wat leert dat ons over de kluseconomie wereldwijd? Martijn Arets gaat op onderzoek uit in The Gig Work Podcast.

Werken via online platformen is overal ter wereld in opkomst, maar het debat over de kluseconomie is veelal gericht op de westerse wereld. Om een completer beeld te krijgen, is het goed om eens een kijkje te nemen in landen met een ander institutioneel landschap. Bijvoorbeeld Indonesië.

Deze zomer reisde ik zes weken door deze bijzondere eilandstaat en bestelde ik tientallen keren taxi’s via de Aziatische platformen Gojek en Grab. Deze ‘super-apps’ bieden talloze diensten aan op één platform: van taxiritten tot maaltijdbezorging, van schoonmaak tot hotels. Ze zijn razend populair en dat zie je ook op straat. In grote steden als Jakarta, Soerabaja en Yogyakarta een zee van mannen in groene jasjes op motoren.

Wat betekent de kluseconomie voor de Indonesische platformwerkers? Om dat te weten te komen sprak ik Suci Lestari Yuana, promotieonderzoeker aan de Universiteit Utrecht en werkzaam bij het Department of International Relations aan de Faculty of Social and Political Science van de universiteit van Gadjah Mada in Yogyakarta, Indonesië.

Informele arbeid als ruggengraat van de samenleving

Yuana heeft sinds 2015 een fascinatie voor de platformeconomie en de invloed ervan op de arbeidsmarkt. Ze deed onderzoek naar de ontwikkelingen in zowel Nederland als Indonesië. “Europese collega’s zien informele arbeid en zwartwerk als minderwaardig”, vertelt ze. “Zij zijn direct op zoek naar manieren om het werk te formaliseren. In Indonesië denken we heel anders over de informele economie: het is niet ondergeschikt, het is de ruggengraat van de samenleving.”

In Indonesië zijn er veel meer mensen met een informele dan een formele baan: zo’n 65% van de bevolking werkt zonder formele regelgeving, wettelijke bescherming of officiële registratie (2023). “De overheid is niet in staat om voldoende werkgelegenheid te creëren in de formele economie”, vertelt de onderzoeker. “Dagelijks leven is afhankelijk van informele arbeid. Dat geldt voor meer landen in het zuiden van de wereld.”

Van formele baan naar kluswerk

Platformen digitaliseren deze informele economie. Gojek en Grab beloven een hogere beloning en meer werk. Dat de platformeconomie floreert in Indonesië is dus eigenlijk niet zo verrassend. Sinds de opkomst van online werkplatformen wordt het informele werk zichtbaarder en meer gewaardeerd.

Dat de informele economie meer structuur en status krijgt is positief, maar er is ook een keerzijde. “De mooie beloftes van de platformen leiden ertoe dat mensen met een formele baan of een hogere opleiding aan de slag gaan als kluswerkers”, vertelt Yuana. “Dat gaat ten koste van de oorspronkelijke taxichauffeurs en maaltijdbezorgers, die vaak geen startkwalificatie hebben. Kortom, de concurrente in de informele economie neemt toe.”

Bovendien maken de platformen hun mooie beloftes vaak niet waar, zegt ze. “Ze adverteren bijvoorbeeld met salarissen van 700 euro per maand, vier keer het minimum in Jakarta. In de praktijk valt dat vaak tegen, omdat dit inkomen gekoppeld is aan prestatiebonussen, waardoor het een onvoorspelbare achtbaanrit wordt voor de werkenden.”

Gebrek aan langetermijnvisie

Yuana doet onderzoek naar debatten en conflicten rondom de kluseconomie in Indonesië. “Discussies en protesten zijn meestal gericht op kortetermijnwinst”, vertelt ze. “Dat is zo in meer andere armere landen op het zuidelijk halfrond. Werknemersorganisaties in Indonesië maken zich bijvoorbeeld vooral sterk voor hogere tarieven, maar niet voor betere arbeidsomstandigheden.”

Volgens Yuana denkt de overheid te weinig na over de lange termijn. Dat is geen nieuw probleem, legt ze uit. “Zo is vervoer via motortaxi’s niet legaal, maar het wordt al sinds de jaren ’70 gedoogd. Er zijn geen wetten en regels, omdat de overheid dit soort taxivervoer eigenlijk te gevaarlijk vindt. Maar handhavers treden er ook niet tegen op, want er is nog geen fatsoenlijk alternatief openbaar vervoer. Dit soort vervoer werd als een transitie in het vervoerssysteem gezien. Het is alleen de vraag: tot wanneer?”

Platformwerkers aan tafel

Overheidsbeleid veranderen is lastig, maar zij en haar collega-onderzoekers doen hun best. Zo organiseren ze regelmatig bijeenkomsten en seminars over de platformeconomie, waarbij ze niet bang zijn om kritiek te uiten. Zij pleiten voor meer regulering van de platformeconomie om werkomstandigheden te verbeteren en meer mensen een eerlijke kans te geven op werk.

Volgens Yuana is het belangrijk is dat platformwerkers een plek aan tafel hebben tijdens discussies die over hen gaan. “Om tot werkbare wet- en regelgeving te komen, moeten alle stemmen gehoord worden. De werkende wordt nog te vaak overgeslagen. Natuurlijk weten wij wetenschappers veel van platformwerkers, maar ik heb niet het gevoel dat ik namens hen zou kunnen spreken.”

Die plek aan tafel is steeds vaker beschikbaar. Zo waren tijdens een bijeenkomst van het ministerie van Transport over mogelijke regulering van motortaxi’s ook de platformwerkers aanwezig.

Wensen van werkenden

Wat wil de platformwerker in Indonesië? Yuana deed onderzoek naar de behoeftes van taxichauffeurs en andere betrokkenen die werken via de digitale apps. Ze ontdekte 19 criteria, die ze binnenkort publiceert in haar onderzoekspaper. Slechts vier hiervan zijn puur technisch. “De meeste criteria gaan over de positionering van taxi-platformen binnen huidige en toekomstige sociale, economische en juridische omstandigheden”, vertelt ze. “Hoe kunnen we zorgen dat klanten beter beschermd zijn? Op welke manier kunnen we zorgen dat chauffeurs een beter inkomen en rechtvaardigere arbeidsomstandigheden krijgen?”

Yuana ziet een gezamenlijke taak voor de overheid, wetenschap, platformwerkers en platformbedrijven om dit voor elkaar te krijgen. Begin je een platform dat een deel van de informele arbeidsmarkt bij elkaar brengt? Betrek dan eerst de mensen die daar al in werkten”, zegt ze. “Het is niet eerlijk om mensen die al een formele baan hadden weg te lokken met de vaak loze belofte van een mooi salaris.”

Gelijkwaardigere discussie

Yuana onderzoekt ook hoe de platformwerkers meer invloed kunnen uitoefenen tijdens een discussie met de overheid. “Ten eerste is de groepsgrootte van belang. Hoe beter platformwerkers zich verenigen, hoe beter ze gehoord worden”, vertelt ze.

Verder maakt het uit op welke plek in de ruimte iemand zit. Yuana: “Als er twee rijen stoelen zijn, dan hebben de mensen op de eerste rij vaak het meeste te zeggen. Dit soort inzichten zijn zowel waardevol voor de platformwerkers zelf, als de organisaties die dit soort bijeenkomsten organiseren. Hiermee kunnen we zorgen voor een gelijkwaardigere discussie.”

Lessen uit Indonesië

Ik heb veel geleerd van Yuana en mijn reis van zes weken door Indonesië. Net als in andere landen profileren klusplatformen in Indonesië zich als nieuw en anders, terwijl ze slechts bestaand werk faciliteren via een digitaal platform. De naam ‘Gojek’ is zelfs afgeleid van het bestaande woord ‘Ojek’, wat ‘motortaxi’ betekent. Het is opmerkelijk dat beleidsmakers hier zo makkelijk intrappen.

Dat klusplatformen populair zijn in landen als Indonesië is best logisch. Persoonlijke dienstverlening zoals motortaxi’s zijn daar tenslotte al gemeengoed. Daarnaast is er hoge werkloosheid, waardoor ook steeds meer geschoolde mensen hun diensten aanbieden via de platformen. Kortom, er is gesprek aan perspectief. Dit is een onderwerp dat naar mijn mening in discussies over de kluseconomie te vaak ontbreekt.

Samen sterk

Dankzij het gesprek met Yuana kijk ik met een nieuwe bril naar de ontwikkelingen in de platformeconomie. Vooral de manier waarop zuidelijke landen de informele economie zien is interessant. Op een grote informele markt zijn werkenden misschien wel weerbaarder voor de kluseconomie, omdat zij al gewend zijn zich informeel te organiseren. Dat bevestigen leden van het WageIndicator-team in Jakarta. Zij vertelden mij dat maaltijdbezorgers nauw contact houden via WhatsApp-groepen. Als er iets met iemand aan de hand is, staat er binnen no-time een zwerm groene jasjes omheen.

Hoewel de bezorgers naar mijn gevoel sterker staan door hun solidariteit, is het lastig opboksen tegen platformen. Apps in Indonesië worden steeds vaker ‘super-apps’ met verschillende diensten. Zo kun je niet alleen een taxi bestellen, maar ook boodschappen laten bezorgen, een dokter spreken, pakketjes verzenden of een klusjesman inhuren. Makkelijk voor klanten, maar het betekent ook dat werkenden steeds afhankelijker worden van de apps. Het wordt namelijk moeilijker om een eigen klantenbestand op te bouwen los van de app. Dat is weer een argument voor meer overheidsregulering. Wat dat betreft heeft Indonesië nog flink wat stappen te zetten.

Wat een bezoekje aan een demonstratie mij leerde over het debat in de arbeidsmarkt

Via Twitter zag ik een bericht voorbijkomen van een aankomende demonstratie voor het Uber hoofdkantoor in Amsterdam. In het bericht: “TIJD VOOR ACTIE! – Voor respect en een leefbaar inkomen”. Tijdens deze demonstratie wilden Uber chauffeurs, onder leiding van FNV Platformwerk, aandacht vragen voor de consequenties van het annuleren van ritten door chauffeurs en het gegeven dat chauffeurs voor het accepteren van een rit geen informatie over desbetreffende rit krijgen. Je hoeft geen expert te zijn om te snappen dat deze twee vraagstukken een sterk verband met elkaar hebben. De oplossing volgens FNV: neem de chauffeur in dienst. Ik besloot om naar Amsterdam te reizen om de demonstratie te observeren, foto’s te maken en wat gesprekken te voeren.

De demonstratie, door FNV omschreven als ‘blokkade van het hoofdkantoor’ wilde ik aanvankelijk omschrijven als een ‘polderprotest’, maar na de acties van de boeren de dagen hiervoor kies ik liever voor de woorden ‘gemoedelijk’, ‘kneuterig’ en/of ‘rituele rondedans’.

Een half uur voor aanvang arriveert een politiebusje voor het kantoor van Uber in Amsterdam. Politie stapt uit, woordvoerder Uber komt met collega naar buiten en maakt een praatje. Niet veel later doet de beveiliger van het gebouw de draaideur op slot. Dan verschijnt een grijs busje met de FNV-campagne materialen. Een medewerker met FNV-shirt met op de achterkant ‘actie!’ gedrukt begint met de opbouw. Een tafel met flesjes water voor de demonstranten en opgerolde spandoeken, een vlag, een banner en ook de bekende houten zeepkist worden voor de ingang van het Uber kantoor neergezet. Langzamerhand verschijnen nog een stuk of zes FNV-collega’s en zo’n vijftien van de verwachte twintig taxichauffeurs.

Dan pakt Anja Dijkman, projectleider FNV Platformwerk, de microfoon. De chauffeurs, die in plukjes op de stoep verspreid staan, staken hun gesprekken en luisteren hoe Dijkman het doel van de dag opsomt en vertelt dat Uber FNV heeft uitgenodigd om in het Uber kantoor op gesprek te komen.

Chauffeurs wordt gevraagd om op witte vierkante foamborden op te schrijven wat hun wensen zijn, zodat deze later mee kunnen worden genomen naar het gesprek. Een viertal chauffeurs geeft gehoor aan deze oproep en schrijft ‘meer zeggenschap’, ‘respect’, ‘lagere commissies’ en ‘weg uit Nederland’ op de borden. Geen enkele chauffeur schrijft ‘vast dienstverband’ op.

Niet veel later mag een tweekoppige FNV-delegatie en een chauffeur via een zijdeur naar binnen voor een gesprek. Na een half uur worden de FNV-attributen, inclusief en setje niet uitgerolde spandoeken, weer in het busje geladen en besluit ik dat het ook voor mij tijd is om verder te gaan. Wat er uit het gesprek binnen komt, wordt ook later niet duidelijk. Mijn verwachting is niets, maar iedereen heeft wel weer zijn zegje kunnen doen en de foto’s en video’s zijn geschoten.

Wat deze demonstratie zegt over het debat
De demonstratie omschreef ik hierboven als ‘gemoedelijk’, ‘kneuterig’ en ‘rituele rondedans’. Aan alles was duidelijk te zien dat geen van de betrokken partijen een echt uitgesproken ambitie had bij – en verwachting over het effect van – deze samenscholing. Het aantal chauffeurs dat op kwam dagen was minimaal, de ambitie van de FNV goedbedoeld, maar ook heel beperkt en Uber deed gemoedelijk (en verstandig) mee aan deze rondedans door de demonstranten binnen uit te nodigen. Om vervolgens het gesprek zo lang te laten duren dat wat er aan energie of boosheid zou kúnnen wanen onder de aanwezigen, tegen de tijd dat de groep weer naar buiten zou komen al lang weer zou zijn uitgedoofd. Het is mij duidelijk dat niemand echt het idee of de ambitie had vandaag iets op te lossen: de strijd wordt immers uitgevochten in de rechtszaal. Het enige dat FNV aan deze dag overhield was waarschijnlijk het verdedigen van de legitimiteit, deels door het creëren van (online) content. Hoewel met een opkomst van 15 chauffeurs de claim van legitimiteit niet persé veel goed heeft gedaan.

Analyse / overdenking
Ik ben in mijn publicaties regelmatig scherp en kritisch op de manier waarop FNV zich in dit debat gedraagt. Niet zelden stel ik de vraag voor wie FNV deze strijd voert, beschuldig ik de bond van selectieve verontwaardiging en verwonder ik mij hoe de vakbond de context van het speelveld negeert (ja, de zwarte markt bestaat en het alternatief voor een maaltijdbezorger is niet een goed betaalde baan met zekerheden) en daarmee de echte vragen (laat staan oplossingen) voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt te vaak naast zich neerlegt. Ook de manier waarop FNV het onderwerp platformwerk claimt en hiermee geen ruimte aan andere bonden geeft zich met dit onderwerp te bemoeien zie ik als onwenselijk.

Wél zie en erken ik duidelijk het nut en belang van het concept vakbond: het verenigen van een gefragmenteerde en geïsoleerde groep werkenden om deze schaalvoordelen in te zetten om een gelijker speelveld te creëren tegen werk- en opdrachtgevers. Dat is dan ook misschien gelijk de reden dat ik mij hier druk om maak: het zijn van de grootste vakbond brengt verantwoordelijkheden met zich mee waarvan ik nu van mening ben dat deze onvoldoende worden ingevuld.

Tegelijkertijd zie ik bij de FNV gemotiveerde individuen die allemaal proberen te doen wat voor hun het beste lijkt binnen de mogelijkheden van een ingewikkelde organisatie wat FNV nu helaas eenmaal is. En die houding, welwillende mensen die binnen hun mogelijkheden het beste willen doen, zie ik binnen alle stakeholders in het debat. Dit individuele geluid en deze individuele houding zijn nauwelijks zichtbaar in het debat. Een debat waar de niet al te constructieve houding van verschillende stakeholders de boventoon voeren. Daarom vindt ik het belangrijk om te laten zien dat wanneer je mét mensen zelf in gesprek gaat, er veelal een heel ander beeld en energie ontstaat.

In die gesprekken zie ik dat er onderliggend veel meer gelijkenissen zijn, dan je vanuit het debat zult verwachten. Dan gaat het over onderliggende waarden als zekerheid, transparantie, respect, (mede)zeggenschap en eerlijkheid. Hele concrete en menselijke waarden. En zie je dat die ongezonde fixatie op de contractvorm de werkenden, in dit geval taxichauffeurs, maar weinigen interesseert en afleidt van daar waar het debat nu echt over zou moeten gaan.

Vandaar mijn analyse en dan ook gelijk oproep om het gesprek minder te laten leiden door de mist die instituties over het debat heen gooien, maar het gesprek meer te laten gaan over – en vooral mét – het individu. De mens. Want als er iets dit debat zal veranderen, is wanneer we niet meer het instituut, maar de mens centraal zetten. Als we dat doen, dan komt het zelfs met de vakbond, platformwerk én de werkende uiteindelijk echt wel goed.

Uitzendbureaus versus klusplatformen: nieuwe wijn in oude zakken of oude wijn in nieuwe zakken?

Er zijn steeds meer online platformen om freelancers met korte klussen te matchen. Waarin verschillen deze online klusplatformen ten opzichte van de traditionele uitzendbureaus? Internationaal platformexpert Martijn Arets en universitair HRM-deskundige Jeroen Meijerink deden onderzoek. Zij interviewden een aantal platformen en kregen input van diverse experts.

De afgelopen jaren is het aandeel van online klusplatformen die bemiddelen tussen vraag en aanbod van werk gegroeid. Deze groei is het sterkst te zien in platformen die bemiddelen tussen een individuele werkende en een zakelijke afnemer. Het ING Economisch Bureau voorspelde in 2018 dat in 15 jaar, afhankelijk van de ontwikkeling van techniek en regelgeving, 20 tot 70 procent van de uitzendmarkt zal verlopen via online platformen. En hoewel deze spectaculaire groei nog niet is terug te zien in de cijfers, kabbelt het maatschappelijk debat rustig voort.

Een van de meest prangende discussies rondom platformwerk is die van de status van de werkende. Sommige platformen werken volgens een freelance constructie, anderen kiezen voor een uitzendconstructie. Volgens velen is de flexibiliteit en autonomie van de werkende alleen mogelijk vanuit het freelancemodel. Anderen weerleggen dit en wijzen erop dat een platform prima via een uitzendconstructie kan werken. In debatten hierover ontbreekt veelal een diepgang in de verschillen en overeenkomsten tussen deze modellen en de manier waarop platformen individuele werkenden het mogelijk maken om autonoom en flexibel te werken.

Universitair docent Jeroen Meijerink van de Universiteit Twente (vakgroep Human Resource Management) en onafhankelijk platformexpert Martijn Arets (o.a. auteur Platformrevolutie) vonden dat de tijd rijp is om duidelijkheid in dit debat te brengen. Niet met de ambitie om een uitspraak te doen over de juridische status van werkenden, maar om de verschillen en overeenkomsten in bemiddelingsactiviteiten van zowel freelance- als uitzendplatformen in de to-business markt in kaart te brengen. Om hiermee het debat te voeden met relevante inzichten vanuit de praktijk en wetenschap.

Online klusplatformen

Online klusplatformen verwijzen naar organisaties die gebruik maken van informatietechnologie (inclusief mobiele applicaties, kunstmatige intelligentie en software-algoritmen) om vraag en aanbod van kortdurende arbeid (klussen) op elkaar af te stemmen. Deze platformen kenmerken zich door hun marktplaatsfunctie: zonder tussenkomst van een menselijke intercedent kunnen opdrachtgevers en werkenden elkaar vinden, beoordelen en de gehele transactie, inclusief betaling, afhandelen. Bekende voorbeelden van klusplatformen zijn Uber, Fiverr, Upwork, Helpling, Temper en YoungOnes. Klusplatformen verschillen van elkaar in het soort klant dat zij bedienen (zakelijk of consument), de status van de werkende (freelance, uitzend of ander statuut), het soort uit te voeren werkzaamheden, de manier waarop de match wordt gemaakt (algoritme of voorselectie door platform), waar de uitvoer van de klus plaatsvindt (online of offline) en de manier waarop het platform invloed uitoefent op het uitvoeren van de klus. In alle gevallen heeft het platform als ‘private regulator’ een belangrijke sturende rol: het bepaalt spelregels onder welke voorwaarden de transactie plaats kan vinden, wie wel en niet toegang hebben tot het platform en hoe de prijs voor een klus wordt bepaald.

Om een goede vergelijking te maken tussen online klusplatformen die werken met freelancers en platformen die werken middels een uitzendconstructie, richten we ons hier alleen op online platformen die middels een marktplaatsmodel vraag en aanbod samenbrengen voor een zakelijke klant (zogenoemde to-business [2B] platformen).

Online klusplatform versus uitzendbureau

Om de verschillen en overeenkomsten in kaart te brengen tussen platformen die met een freelance- of uitzendmodel werken, is het belangrijk om eerst te begrijpen wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen een platformbemiddelaar en een traditionele bemiddelaar voor korte klussen: het uitzendbureau. Online klusplatformen en uitzendbureaus lijken in de kern veel op elkaar. Beiden voorzien hun klant van tijdelijk personeel dat werkzaamheden uitvoert bij en onder toezicht van de klant. Om de verschillen en overeenkomsten te kunnen duiden, hebben wij interviews gehouden met vertegenwoordigers van zes online klusplatformen en een juridische specialist arbeidsrecht.

In onderstaande tabel zijn de verschillen en overeenkomsten samengevat:

Uitzendbureaus en klusplatformen verschillen met name in de manier waarop de match tussen werkenden en de klant tot stand komt. Waar bij uitzendbureaus de intercedent de klant ontzorgt in het vinden van de juiste werkende, biedt een klusplatform (marktplaats) een online omgeving waar de klant een opdracht plaatst en de werkende direct reageert en communiceert met de klant. Het platform zorgt ervoor dat zoekkosten worden verlaagd, maar verlegt ook het werk dat voorheen door een intercedent wordt gedaan naar de klant en de werkende. De klant stelt namelijk zelf de opdrachtomschrijving op, kiest wie de klus uiteindelijk gaat doen en kan in veel gevallen een favorietenpool aanmaken van werkenden die zijn bevallen. Dit zorgt voor veel flexibiliteit en autonomie (ownership) bij de klant en werkende. Zo kent een platform geen openingstijden en is er geen informatie-asymmetrie gecreëerd door losse databases van intercedenten en regio’s. Het ‘eigenaarschap’ van (het contact met) de werkende ligt immers niet bij een intercedent: werkende en klant zijn in grote mate in controle over de (totstandkoming van de) transactie.

Hoewel ook uitzendbureaus flexibiliteit bieden, faciliteren online klusplatformen – althans in theorie – wat we hyperflexibliteit noemen (d.w.z. bijna onmiddellijke, on-demand werving van werkenden zonder tussenkomst van een menselijke intermediair). Het directe contact tussen klant en werkende in combinatie met het ontbreken van openingstijden, zorgt voor lage transactiekosten en een hoge snelheid van matching. Zo vond en contracteerde een klant op een van de geïnterviewde platformen op een zaterdagmorgen binnen twee minuten een werkende voor een opdracht op diezelfde dag.

Wij verwachten dat uitzendbureaus eerder werkenden in dienst hebben die langdurige en/of zeer specifieke opdrachten uitvoeren bij een klant, omdat deze voldoende inkomsten opleveren voor de uitzender die de hoge(re) transactiekosten die komen kijken bij het ontzorgen van de klant rechtvaardigen. Online klusplatformen zullen, voor nu, vooral de focus leggen op de dagklussen. Zo gaf één van de geïnterviewde vertegenwoordigers van een klusplatform aan dat de gemiddelde opdracht op het platform zeseneenhalf uur duurt.

Samenvattend stellen online klusplatformen klanten en werkenden in staat om zelf transacties te initiëren, af te handelen en te controleren. Dit zorgt ervoor dat klusplatformen bijzonder geschikt zijn om te voorzien in de vraag naar hyperflexibele, tijdelijke arbeid. In wezen dragen klusplatformen verantwoordelijkheden (die de menselijke intermediairs van uitzendbureaus uitvoeren) over aan klant en werkende met behulp van technologie. Als zodanig bieden klusplatformen ‘low-frills services’ aan hun gebruikers, wat de bedrijfskosten voor het platformbedrijf verlaagt, maar de administratieve lasten voor klantorganisaties verhoogt (die bijvoorbeeld zelf online oproepen moeten opstellen en publiceren, werknemers moeten selecteren en een pool van favoriete kandidaten bijhouden). Het is overigens de vraag of het uitzetten van een klus via een platform netto meer of minder werk voor klant of werkende oplevert: klanten dienen immers ook met een intercedent af te stemmen en contact te houden.

Verschillen tussen uitzend- en freelance platformen

Nu de verschillen en de overeenkomsten tussen uitzendbureaus en online klusplatformen duidelijk zijn, is het tijd om de verschillen en overeenkomsten tussen online klusplatformen die gebruikmaken van het uitzend- versus freelancestatuut voor de werkende te verkennen. In de onderstaande tabel zijn de verschillen weergegeven.

Hoewel er overeenkomsten zijn, zijn er ook de nodige verschillen. Het belangrijkste verschil zit in de status van de werkende. Uitzendplatformen hebben de werkenden in dienst en zijn daarom onderworpen aan collectieve arbeidsvoorwaarden van het platformbedrijf en/of die van een klant. Dit heeft effect op de volgende aspecten:

  1. Vergoeding
  2. Verantwoordelijkheid
  3. Verzekering en sociale zekerheden
  4. Vervanging

Vergoeding

Uitzendplatformen werken volgens de geldende CAO. Dit resulteert in een vast uurloon, waar klanten in tijden van schaarste aan arbeidskrachten een toeslag op kunnen rekenen, maar ook vaste toeslagen. Freelance platformen werken met zelfstandige ondernemers die vrij zijn om een eigen uurtarief te bepalen. Afhankelijk van hoe het matchmakingproces technisch is georganiseerd, doet de freelancer of de klant een voorstel voor het uurtarief. Sommige freelance platformen stellen de klant en freelancer in staat binnen het platform te onderhandelen over het tarief. Het is niet vreemd om te verwachten dat in de toekomst dit soort onderhandelingen worden geautomatiseerd, net als bij de ‘surge pricing’ van Uber, waar vraag en aanbod wordt gestuurd door middel van een dynamisch pricing algoritme. Om een ‘race to the bottom’ te voorkomen, hebben sommige freelance platformen een minimumtarief ingesteld. Hoewel freelancers in staat zijn een eigen prijs te bepalen, is het de vraag in hoeverre dit een reëel scenario is, zeker in een laagconjunctuur en/of overaanbod aan werkenden op het platform. In dergelijke gevallen bestaat het risico dat het eerder genoemde minimumtarief gelijk komt te staan aan het maximumtarief.

Verantwoordelijkheid

Uitzendplatformen zijn verplicht – volgens de (Nederlandse) wet – om de arbeidsveiligheid van werknemers te waarborgen door middel van de zorgplicht. Dit betekent onder meer dat uitzendplatformen formeel verplicht zijn om te beoordelen of de arbeidsomstandigheden bij de opdrachtgever veilig zijn. In de praktijk is het veelal zo dat de inlenende partij Arbo-technisch veilige werkomstandigheden moet kunnen garanderen. Een dergelijke verplichting bestaat niet voor freelance platformen.

Hoewel dit een belangrijk verschil is op papier, is het de vraag in hoeverre uitzendplatformen die werkenden en klanten faciliteren met een online marktplaats in staat zijn om aan deze zorgplicht te voldoen. Het uitzendplatform heeft immers beperkt contact met haar klanten, omdat de transactie voornamelijk door de werkende en opdrachtgever georganiseerd wordt. De rol van het platform in de transactie is daardoor beperkt, wat haaks zou kunnen staan op het concept zorgplicht. Daar komt bij dat de transacties die via uitzendplatformen worden georganiseerd vooral dagklussen betreffen, waardoor het voor de uitzender economisch niet haalbaar is om voor iedere klus de risico’s te bepalen.

Daartegenover staat dat de klant van een (uitzend)platform wellicht meer verantwoordelijkheid voor de transactie zal voelen: de klant is immers verantwoordelijk voor het organiseren van de transactie en dit proces is lastig uit te besteden aan een derde partij. In dit geval maakt het niet uit of de transactie via een freelance- of een uitzendplatform verloopt. Wij adviseren dit verder te onderzoeken.

Verzekering en sociale zekerheden

Een van de grootste verschillen tussen freelance- en uitzendplatformen betreffen verzekeringen en sociale zekerheden voor werkenden. Werkenden bij een uitzendplatform zijn in dienst van het platform en hebben daarbij recht, op basis van hun cao, op bepaalde verzekeringen en vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid, ziekteverlof, vakantiegeld, WW en ouderschapsverlof. Voor freelance platformen geldt deze verplichting niet: de werkenden dienen dit zelf te organiseren. In sommige gevallen is het voor freelancers laagdrempelig om een verzekering via het platform af te sluiten, zowel voor langere periode of per gewerkte klus. Hoewel freelance platformen de zelfstandige ondernemers niet kunnen dwingen zich te verzekeren, kunnen zij dit wel stimuleren. Een ‘badge’ van een WA- of arbeidsongeschiktheidsverzekering in een profiel maakt een freelancer bijvoorbeeld aantrekkelijker om in te huren.

Dit wil echter niet zeggen dat werkenden via uitzendplatformen vanzelfsprekend beter af zijn dan werkenden via freelancerplatformen. Het dienstverband van uitzendkrachten wordt bij ziekte direct beëindigd en werkenden via een uitzendconstructie bouwen in de eerste 78 weken (de A fase), afhankelijk van of er wel of niet met een uitzendbeding wordt gewerkt, geen garantie op werk op. Je zou kunnen zeggen dat het begrip ‘zekerheid’ voor uitzendkrachten die dagklussen uitvoeren minder rooskleurig is dan je zou mogen verwachten. Dat geldt ook voor andere discussiepunten zoals pensioen en het betalen van belasting en sociale premies. Zo bouw je in lijn met de uitzend-cao pas pensioen op na 26 weken werken via eenzelfde werkgever en zullen degenen die sporadisch via klusplatformen werken ook in dienstverband weinig belasting betalen.

Vervanging

Een ander verschil is terug te vinden in de vraag wie verantwoordelijk is voor vervanging wanneer een werkende is verhinderd of niet op komt dagen. Bij uitzendplatformen is het platform verantwoordelijk voor vervanging, terwijl bij freelance platformen de freelancer hiervoor verantwoordelijk is. Freelance platformen hebben net als uitzendplatformen baat bij tevreden klanten en sturen op twee manieren op een zo laag mogelijke uitval. De eerste strategie betreft een boete: bij een no-show krijg je als freelancer bij menig freelance platform een boete, wat freelancers moet stimuleren om de gemaakte afspraak na te komen. Daarnaast wordt op een profiel van een werkende het opkomstpercentage getoond. Deze start op 100 procent en zal na een no-show dalen, wat impact heeft op de kans dat een werkende wordt uitgekozen door een klant. Aangezien een freelancer zich vrij mag vervangen, faciliteren freelance platformen ook dit proces. Dit doen zij middels het aanbieden van WhatsApp-groepen waar klussen kunnen worden teruggegeven aan de groep of het inbouwen van ruilmechanismen in het platform, waarbij ook de rating van de kwaliteit van vervanging op het profiel van de oorspronkelijke uitvoerder komt te staan. Volgens een van de platformvertegenwoordigers die we hebben geïnterviewd, heeft ongeveer 75% van de freelancers die meer dan 50 ‘gigs’ via het platform uitvoerden, minstens één keer een klus intern doorgezet.

Belangrijke kanttekening is dat wij in bovenstaande alinea alleen spreken over de zichtbare manieren waarop platformen sturen op een lage no-show. Het is voor ons niet duidelijk op welke manier uitzendbureaus hierop sturen en in hoeverre een no-show impact heeft op de kans om een volgende keer te worden ingehuurd. Dit gebrek aan transparantie is bij alle type intermediairs die wij in dit stuk bespreken van toepassing en zou bij platformen kunnen worden ondervangen door het instellen van een ‘algoritme-accountant’. Daarnaast verwachten wij dat de komende jaren, net als in de consumentenmarkt, regelgeving zal worden ingevoerd die platformen verplicht inzicht te geven in de (automatische) besluitvormingsprocessen.

Platform voor uitzendbureau of uitzendbureau als platform?

In dit artikel hebben wij een vergelijking gemaakt tussen uitzend- en freelance platformen, waarbij wij ervan uitgaan dat beiden een ‘platform first’-benadering hanteren. Dit wil zeggen: de gehele transactie verloopt via het platform (de marktplaats) en de rol van het platform is puur faciliterend. Dit is wat wij noemen ‘platform first’, of beter: uitzendbureau als platform.

In de praktijk zien wij dat veel uitzendplatformen, zeker zij die zijn gestart vanuit een bestaande uitzendorganisatie, een strategie hebben die wij omschrijven als ‘platform voor uitzendbureau’. Hierbij is het platform een instrument dat het bestaande matchingproces van de uitzender ondersteunt. Bij een van de onderzochte platformen hadden bijvoorbeeld wel de werkenden, maar niet de klanten toegang tot het platform. Intercedenten gebruiken het platform om processen te vereenvoudigen en te versnellen, maar in de kern verandert er weinig tot niets aan het bedrijfsmodel en -proces van de uitzendorganisatie. Een veilige keuze die relatief snel kan worden geïmplementeerd, maar ook een keuze waarbij nooit de voordelen van de technologische innovatie volledig kunnen worden benut en de klant nooit zelf volledig in controle kan zijn. Dit werpt ook de vraag op in welke mate transactiekosten in het geval van een ‘platform voor uitzendbureau’ echt worden verlaagd.

Welk model uiteindelijk het beste de werkende én de klant bedient, zal zich moeten uitwijzen.

Snelheid en flexibiliteit

Een van de onderwerpen die je in de tabel van verschillen en overeenkomsten tussen uitzend- en freelance platformen had kunnen verwachten, is snelheid en flexibiliteit. Uit onze verkenning hebben wij duidelijke verschillen tussen uitzendbureaus en klusplatformen gevonden en geduid, maar is het verschil in flexibiliteit tussen de beide statuten over het algemeen minimaal. Op het moment dat een werkende bij een uitzendplatform in de A-fase zit, zijn er weinig beperkingen om een werkende flexibel via een platform in te zetten. Op het moment dat een werkende in fase B of C komt, zijn er zowel vanuit de kant van de werkende als vanuit de kant van het uitzendplatform beperkingen in deze flexibiliteit. Het is dan ook de vraag of dit soort platformen voor dagklussen interessant zijn voor werkenden in deze fases.

Wanneer je dieper in het uitzendmodel duikt, zie je dat er nog wel de nodige uitdagingen zijn om dagklussen via platformen te laten lopen middels een uitzendconstructie. In de cao voor uitzendkrachten is geregeld dat een uitzendkracht niet via meerdere arbeidsovereenkomsten na elkaar bij dezelfde klant werkzaamheden kan verrichten. Als een uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd – bijvoorbeeld een dag of week – wordt afgesloten en de werkende wil binnen een maand weer via het platform bij dezelfde klant werken, dan moet de looptijd van de nieuwe uitzendovereenkomst minimaal vier weken zijn. Dit betekent dat platformen die (dag)klussen matchen middels het uitzendmodel slechts achter elkaar dagcontracten kunnen afsluiten als de werknemer werkzaamheden verricht voor verschillende opdrachtgevers. Platformen kunnen hier omheen werken door een uitzendovereenkomst met uitzendbeding af te sluiten. Tot en met 2019 was het voor een werkgever niet aantrekkelijk om te werken met een uitzendovereenkomst met uitzendbeding omdat er hogere premies betaald moesten worden. Met de inwerkingtreding van de ‘Wet arbeidsmarkt in balans’ (Wab) in 2020 is deze verplichting komen te vervallen.

Het alternatief voor uitzenders en platformen is dan ook om een uitzendovereenkomst met uitzendbeding af te sluiten met werknemers. Dan geldt de hierboven beschreven beperking niet. Een uitzendovereenkomst met uitzendbeding kent wel een andere beperking: deze eindigt alleen als de opdrachtgever aangeeft dat er geen werk meer is of de uitzendkracht zelf wil stoppen. De werkgever/uitzender kan het contract dus niet op eigen initiatief op een bepaalde datum laten eindigen. Hoewel het uiteindelijk aan de partijen is om hier een afweging in te maken en de meest geschikte contractvorm te kiezen, achten wij en een aantal geïnterviewde experts het zeer waarschijnlijk dat platformen die (dag)klussen matchen, zullen kiezen voor het werken met een uitzendovereenkomst met uitzendbeding.

Hoewel er in hoofdlijnen geen grote verschillen zitten in de snelheid en flexibiliteit die freelance- en uitzendplatformen bieden, zijn er dus wel de nodige nuances aan te merken. In de voorgaande alinea wordt duidelijk dat de huidige uitzendregels niet eenvoudig zijn toe te passen op platformen voor korte (dag)klussen. Dit komt waarschijnlijk doordat uitzendbureaus voornamelijk langere klussen (enkele weken tot maanden) bemiddelen. Daarnaast ligt de focus ook veelal op grote aantallen werkenden. De markt voor hyperflexible dagklussen voor individuele matches was er één die voorheen nauwelijks bestond. Dat is ook niet vreemd: de transactiekosten (loonkosten, administratieve lasten, snelheid) voor een menselijke intercedent wegen immers niet op tegen de marge die op een dagklus wordt gemaakt. Deze klussen werden dan voornamelijk uitgevoerd in de hoop dat de klant ook wel economisch interessante klussen bij het bureau zou neerleggen. Je zou kunnen zeggen dat de huidige uitzendregels en cao geen rekening hebben gehouden met een grootschalige bemiddeling van individuele dagklussen, simpelweg omdat dat voor traditionele uitzendbureaus – zonder gebruik van een platform – financieel niet uit kon en alleen kon worden opgepakt wanneer het verlies op die klussen werd gecompenseerd door andere grotere opdrachten.

Ook zal de juridische complexiteit van het uitzendstatuut impact hebben op de flexibiliteit en complexiteit van het platform: bij het freelance statuut zijn immers veel minder variabelen die vanuit de cao zijn vastgelegd waar rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast is het niet ondenkbaar dat het faciliteren van het zelf zoeken van vervanging (in combinatie met de dreiging van een boete) voor een lagere no-show zal zorgen, wat positief is voor de tevredenheid van de klant. In hoeverre dit wenselijk is voor de werkende en wat de daadwerkelijke impact is, dat zal uit verder onderzoek moeten blijken. Het is ook de vraag of de beperkingen van de complexiteit naar aanleiding van een cao al dan niet een probleem vormen dat kan worden opgevangen door technologische innovaties van het platform.

Conclusie

Online klusplatformen en uitzendbureaus verschillen sterk van elkaar in de mate waarin zij de klant de controle (en verantwoordelijkheid) geven in het proces van het vinden van geschikte werkenden voor een (dag)klus. Hiermee lijken zij vooral van toegevoegde waarde te zijn in kortlopende klussen waar snelheid en flexibiliteit vooropstaan, de klant zelf de controle wil hebben en de uitvoering van de klus weinig specifieke vaardigheden vraagt van de werkende. Hierin voorzien platformen door het verlagen van de informatie-asymmetrie en het direct koppelen van klant met werkende zonder tussenkomst van een intercedent, wat zich ook zou moeten vertalen in de (kost)prijs. Hiermee hebben klusplatformen de potentie om een nieuwe markt te creëren van klussen waarvan het voorheen economisch niet rendabel was om via een traditionele weg te bemiddelen.

Hoewel er veel discussie is over de vraag of de werkende in dienst moet zijn van het platform of als freelancer via het platform werkt, hebben wij weinig verschillen gezien qua impact van de status van de werkende op de flexibiliteit en wendbaarheid van het platform en de klus. In dit artikel hebben we getracht de verschillende variabelen en scenario’s te beschrijven. Wat hier vervolgens mee gedaan wordt en de vraag welke scenario’s al dan niet gewenst zijn, dat is en blijft een (politieke) keuze.

In ons onderzoek hebben we vooral gekeken naar verschillen op organisatieniveau. Dit laat veel vragen onbeantwoord, vooral vragen die betrekking hebben op de interesses, attitudes en gedragingen van individuele werkenden. Zo gaven vertegenwoordigers van freelance platformen aan dat hun werkenden gezien hun zelfstandigenstatuut meer ondernemend zijn. Uit ons onderzoek blijkt niet of dit daadwerkelijk het geval is. Daarom kan toekomstig onderzoek vragen beantwoorden zoals:

  • Creëren platformen nieuw werk, of wordt bestaand werk in kleine (dag)klussen opgeknipt?
  • Zijn freelancers proactiever dan werkenden in loondienst?
  • In hoeverre besteden zelfstandige ondernemers op freelance platformen werk uit aan anderen?
  • In hoeverre verschillen freelancers en medewerkers van elkaar wat betreft (ervaren) werkzekerheid, pensioensparen en verzekeringen?
  • In hoeverre dragen freelancers of freelance platformen zorg voor veilige werkomstandigheden bij klanten, of creërem medewerkers dit zelf?
  • Hoe verschilt de arbeidstevredenheid van werkenden via freelance- en uitzendplatformen?

Ook brengt het onderzoek nieuwe vraagstukken omtrent de rol en verantwoordelijkheden van platformen naar boven. Zo is het de vraag in hoeverre uitzendplatformen zich aan hun zorgplicht kunnen houden. Wordt deze zorgplicht ‘uitbesteed’ aan de gebruikers van het platform? Een andere vraag is in hoeverre de matching algoritmes die (freelance) platformen ontwikkelen, kunnen worden gezien als (indirect) alloceren, iets dat voor nu alleen is toegestaan binnen het uitzendstatuut. Wij verwachten dat dit vraagstuk urgenter zal worden op het moment dat (freelance) platformen in meerdere sectoren en voor meerdere functies zullen worden ingezet, waarmee de complexiteit van de matching zal toenemen.

Ons onderzoek heeft ook enkele beperkingen. Zo hebben we een beperkt aantal platformen onderzocht en de interviews met vertegenwoordigers zijn een momentopname. De technologische ontwikkeling gaat snel en wat vandaag de norm is, kan over een aantal maanden of jaren zomaar veranderen. Een tweede beperking is dat onze focus ligt op platformen (marktplaatsen) voor dagklussen in de to-business markt. Wij zijn ons ervan bewust dat de platformisering en digitalisering van de markt van arbeidsbemiddeling en HR (veel) verder gaat dan alleen deze categorie. Zo werken organisaties (voor langere opdrachten) inmiddels ook met FMS (Freelance Management Systemen), VMS (Vendor Management Systeem), DAS (Dynamisch Aankoop Systeem) en eigen inhuurdesks. Daarnaast bieden uitzendbureaus meer dan alleen matching, het is de vraag in hoeverre platformen zich zullen ontwikkelen in het aanbieden van aanvullende dienstverlening richting klant en werkende. Dit grote plaatje valt buiten de scope van deze verkenning, maar is zeker iets dat in verder onderzoek aandacht verdient. Een laatste beperking is dat we met dit onderzoek hebben gekeken naar feitelijkheden en processen, maar niet naar degene waar het om draait: de werkende. En dat is juist degene die platformen, in het ideale geval, centraal zou moeten stellen.

Ondanks de behoefte aan meer onderzoek, hebben we een overzicht gegeven van de overeenkomsten en verschillen tussen uitzendbureaus en online arbeidsplatformen. We hopen dat we door het beschrijven van deze variabelen een bijdrage hebben geleverd aan (de kwaliteit van) het debat rondom platformen in de to-business bemiddelingsmarkt.

Disclaimer: om de onafhankelijkheid van dit onderzoek te garanderen, is dit onderzoek uitgevoerd zonder hiervoor gebruik te maken van externe financiering door uitzendbureaus, online klusplatformen en/of andere belanghebbenden. Wij danken alle geïnterviewden en meelezers voor hun bijdrage!

Deze rechtszaak moet het machtsverschil tussen online bemiddelaars en gebruikers verkleinen

Uber-chauffeurs eisen meer inzicht in hun eigen data, want kennis is macht. In deze blog omschrijf ik waarom deze rechtszaak zo belangrijk is en welke mogelijkheden er zijn om de verstoorde machtsbalans in de platformeconomie te herstellen.

Online platformen zoals Uber, AirBnb en Thuisbezorgd bepalen als marktmeesters de regels van het ‘spel’. In het geval van platformen voor taxi’s en maaltijdberzorging bepaalt het platform wie welke klus krijgt, tegen welk tarief, wie mee mag doen en wie niet, en ga zo nog maar even door.

Het probleem is dat het platform alle informatie heeft. Een bedrijf als Uber weet precies hoe het zit met vraag, aanbod, tarieven, concurrentie. Kennis is macht en in dit geval ligt al die macht bij het platform. Voor de individuele gebruiker wordt de informatieasymmetrie misschien wel meer dan ooit in stand gehouden. En is het machtsverschil bij platformen die korte klusjes automatisch toewijzen aan aanbieders nog groter dan bij traditionele bemiddelaars.

Een groep Uber-chauffeurs komt daar nu tegen in opstand, schrijft The Guardian. Zij klagen het platform aan, omdat zij vinden dat zij te weinig data krijgen om goede keuzes te maken en inzicht te krijgen in de manier waarop het bedrijf beslissingen maakt over de aanbieders.

Macht in balans

Dit doen de chauffeurs gezamenlijk onder de paraplu van de Worker Info Exchange (WIE). In het verzoekschrift (interessant leesvoer!) omschrijft WIE zich als een non-profitorganisatie die onder andere als doel heeft werknemers en zelfstandigen in de informatie-economie toegang te geven tot de gegevens die tijdens het werk over hen worden verzameld. Een belangrijk doel is de machtsverhouding tussen grote digitale platforms (zoals Uber) en de mensen die deze platforms succesvol maken (de chauffeurs) in balans te brengen.

Er zijn meerdere manieren om te zorgen voor een eerlijkere machtsbalans. Je zou bijvoorbeeld de besluitvormingsprocessen, de algoritmes, inzichtelijk kunnen maken voor een vertrouwde derde partij, een algoritmeaccountant. Deze kan het algoritme controleren op bepaalde variabelen. In een workshop in de zomer van 2019 onderzocht ik deze mogelijkheid met een brede groep stakeholders.

Toegang en bundeling

Een andere oplossing is gebruikers toegang geven tot de data die invloed hebben op hun individuele transacties. Dat is waar de WIE zich voor inzet. Juist voor platformen die de aanbieder als ondernemer classificeren zou dit een no-brainer moeten zijn. Je kunt tenslotte pas echt ondernemen als je toegang hebt tot de data die van invloed zijn op jouw business en transacties. Een goede ondernemer bepaalt namelijk zijn strategie op basis van informatie.

Vervolgens zou je deze data kunnen bundelen (poolen). Op die manier kun je op basis van de gegevens van meerdere aanbieders analyse maken en zo het machtsverschil tussen aanbieders en platform verkleinen.

Werkerscoöperatie

De gedachte om aanbieders samen te brengen bestaat al langer. Ruim een jaar geleden schreef ik in de blog ‘de coöperatie als vakbond 2.0‘ waarom arbeidsrechtadvocaten Jaap van Slooten en Jorinde Holscher pleiten voor de introductie van de werkerscoöperatie. In een paper beschrijven zij dat zo’n coöperatie zzp-platformwerkers kan helpen collectieve (tarief)afspraken te maken met de platformen waar zij voor werken. Op die manier kan een werkerscoöperatie het machtsverschil tussen aanbieders en platformen verkleinen.

Dat is ook een doel van de WIE. Deze non-profit wordt ondersteund door een soort coöperatie: de App Drivers & Couriers Union (ADCU), een vakbond die opkomt voor de belangen van alle private hire drivers & couriers in het Verenigd Koninkrijk. De bond wil bijvoorbeeld meer transparantie over gegevensverwerking door partijen als Uber.

Collectief onderhandelen

En de ADCU is weer aangesloten bij de International Alliance of App Transport Workers (IAATW), een internationale organisatie zet zich in voor digitale rechten voor platformwerkers. Zij hebben een gezamenlijk ‘data trust’ opgericht waarin ze de persoonsgegevens van chauffeurs bijeenbrengen. De inzichten die ze daaruit krijgen kunnen ze gebruiken voor collectieve onderhandelingen.

Deze rechtszaak van WIE tegen Uber levert een belangrijke bijdrage aan de verkenning in hoe het speelveld tussen platformen en gebruikers minder ongelijk kan worden. Anton Ekker, de Nederlandse advocaat die deze zaak voert, vat The Guardian samen: “De app besluit miljoenen keren per dag wie welke rit krijgt: wie krijgt de fijne ritten, wie krijgt de korte ritten. Maar dit gaat niet alleen over Uber. Het probleem is overal. Algoritmes en data geven veel controle, maar de mensen om wie het gaat zijn daar vaak niet bewust van.”

Hierin plaats hij (terecht) deze zaak in een breder perspectief van een groeiende geautomatiseerde besluitvorming en algoritmisch management van werkenden in de breedste zin van het woord. Er zijn nog genoeg vragen en er zullen er vast nog meer bijkomen, maar de enige manier om dit te verkennen is door er iets aan en mee te doen. Daar kan een rechtszaak als deze prima in bijdragen.

Hoe de ‘platform 2 business’​ verordening moet bijdragen aan een meer duurzame platformeconomie

Er is de laatste tijd veel te doen over het gebrek aan verantwoordelijkheden van platformen voor de transacties die zij faciliteren. En dan vooral over de vraag waarom hier juridisch zo weinig aan te doen is. Voor de buitenwereld lijkt het net alsof platformen vogelvrij zijn en mogen doen wat zij willen. Voor een deel is dat ook een realiteit. Nog wel en gisteren is een belangrijke eerste stap gezet in brengen van transparantie in de marktmeesterrol die een platform heeft.

Gisteren is de ’platform to business’ verordening ingegaan. In het Nederlands ook wel de ‘‘Verordening ter bevordering van eerlijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten’ genoemd.

Voor wie?

Deze Europese verordening is bedoeld voor platformen die een business als aanbieder en een consument als klant hebben. Het is niet noodzakelijk dat de transactie ook daadwerkelijk via het platform verloopt.

In de kamerbrief van de Rijksoverheid worden de volgende voorbeelden gegeven van platformen die onder de regeling vallen:

  • Reserveringsplatforms voor bijvoorbeeld restaurants of kappers;
  • Vergelijkingssites voor bijvoorbeeld energiecontracten, vliegtickets of woningen;
  • Online marktplaatsen waarop ondernemers producten of diensten aanbieden zoals maaltijden, hotelovernachtingen of kleding;
  • Appstores.

En dus ook voor platformen als Uber, Booking, Fiverr, Thuisbezorgd, bol.com, Deliveroo, Amazon, Werkspot en vele, vele anderen.

Of het platform zelf al dan niet in Europa is gevestigd heeft overigens geen invloed op de verplichtingen: op het moment dat de ondernemers (dus ook freelancers!) die hun diensten aanbieden in Europa zijn gevestigd is de verordening van toepassing op het platform. Belangrijke en opmerkelijke uitzondering zijn platformen die een consumer-to-consumer of een business-to-business transactie faciliteren. Deze vallen niet onder deze verordening.

Wat gaat er veranderen?

Kort gezegd moet de verordening zorgen voor transparantie bij online platformen en een effectieve geschillenbeslechting.

Uit de kamerbrief: De belangrijkste punten van de verordening zijn:

  • Regels omtrent de algemene voorwaarden;
  • Geven van redenen voor opschorting en beëindiging levering van diensten;
  • Regels omtrent rangschikking en verschillende behandeling;
  • De toegang tot gegevens;
  • Het verplichten van een intern klachtenafhandelingssysteem en externe bemiddeling.

De blog vanuit de Rijksoverheid zegt het volgende: “Digitale platforms moeten zorgen dat de algemene voorwaarden helder en makkelijk te raadplegen zijn. Daarnaast moeten platforms transparant zijn over de volgorde van de zoekresultaten, het besluit om een ondernemer van een platform te verwijderen en de behandeling van eigen producten ten opzichte van producten van derden die ook op het platform worden aangeboden.”

Een platform als Uber mag dus volgens deze verordening niet meer zomaar een aanbieder deactiveren. Iets dat, als ik de Facebook groepen van chauffeurs mag geloven, regelmatig tot grote frustratie leidt. En gaat de verordening sterk in op markten waar het platform zowel marktmeester als aanbieder is op het eigen platform.

Zoekmachines

Opvallend is punt 7 in de kamerbrief wanneer het gaat over zoekmachines: “Twee bepalingen in de verordening zijn van toepassing op zoekmachines. De eerste is de bepaling over transparantie van de belangrijkste parameters van de rangschikking van zoekresultaten. De tweede is de bepaling over de manier waarop eigen producten en diensten van de zoekmachine behandelt worden ten opzichte van die van derden. Zoekmachines zijn diensten waarop gebruikers een zoekactie (getypt of gesproken) uitvoeren en waarbij de gebruiker vervolgens alle websites te zien krijgt die een link hebben met de zoekopdracht.”

En dit is niet het enige

De nieuwe verordening klinkt als een goede stap voorwaarts. Het dwingt (bepaalde) platforms tot meer transparantie in hun processen en tot het nemen van meer verantwoordelijkheid.

Hoewel deze verordening dus puur gaat om het beschermen van aanbieders op platformen met een professionele (zakelijke) aanbieder en een consument als klant, staat deze verordening niet op zichzelf. Zo kondigde Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) in een Kamerbrief aan dat zij in Europees verband gaat inzetten op meer (wettelijke) verantwoordelijkheden voor de platforms richting consumenten. Iets dat volgens mij past binnen de ’new deal consumers’.

Een goede stap, maar…

In het gehele document van de verordening is bij artikel 5, lid 7, het volgende te lezen: “Om de naleving door onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines van de vereisten van dit artikel te bevorderen en ervoor te zorgen dat ze deze ook toepassen, voorziet de Commissie in richtsnoeren voor de in dit artikel genoemde transparantievereisten”. Hoewel de verordening een jaar geleden is aangekondigd en op 12 juli 2020 van kracht is gegaan, zijn de richtsnoeren nog niet gepubliceerd. En weet dus nog geen enkel platform of zij nu wel of niet de juiste stappen hebben gezet om aan de verordening te voldoen. In een update op 12 Juni wordt hier het volgende over gemeld: “The Commission has had to review the original timetable that it proposed for the publication of the guidelines. The Commission is working to expedite their publication as soon as possible.”

Nu blijkt het na wat navraag in Brussel niet geheel ongewoon te zijn dat dit soort processen volgens het boekje gaan: bij het ingaan van de AVG/GDPR schijnt een zelfde situatie zich te hebben voorgedaan. Mij is verteld dat we nog iets geduld moeten hebben en het ingaan van een nieuwe wet altijd wat tijd nodig heeft.

Ik heb zelf ook een rondvraag gedaan bij enkele platformen over de acties die zij hebben ondernomen om compliant te zijn aan de nieuwe verordening. Wat mij opvalt is dat de (hele) grote platformen aangeven alles op tijd op orde te hebben, maar dat de meeste van de middelgrote en kleine platformen voor mijn mailtje of telefoontje nog nooit van de verordening hadden gehoord. Hier is dus nog zeker werk aan de winkel.

Conclusie

Al met al is deze verordening zo op het eerste gezicht een goede stap naar meer verantwoordelijkheid van platformen in hun rol als bemiddelaar tussen vraag en aanbod. De komende maanden en jaren zal moeten uitwijzen of deze stappen het gewenste effect opleveren en of naast het opzetten van de nieuwe wet ook de handhaving effectief kan worden ingezet.

Hier ligt trouwens ook een rol voor belangenorganisaties en vakbonden. In deze blog valt te lezen dat ondernemers, als een platform zich niet aan de regels houdt, de rechter kunnen inschakelen. “Dit kunnen ondernemersorganisaties of -verenigingen ook doen.”

Reputatiedata meenemen? Dat heeft zin, blijkt uit eerste onderzoek binnen e-commerce platformen

Wat betekenen jouw reviews op platformen zoals Bol.com, eBay of Marktplaats voor potentiële klanten? En wat levert het eigenlijk op als jij je reputatiedata kunt meenemen naar een ander platform? Inzichten van professor ‘Trust in Digital Services’ Timm Teubner, pionier op het gebied van onderzoek naar de portabiliteit van reputatiedata.

Professor Timm Teubner is gefascineerd door de vraag hoe aanbieders op online marktplaatsen hun data mee kunnen nemen naar andere platformen. Zorgen meer reviews van diverse platformen samen voor meer vertrouwen? Welke invloed heeft ‘draagbare’ reputatiedata op jouw online profiel?

Ik sprak Teubner in Berlijn vlak voordat de maatregelen tegen de coronapandemie ieder internationaal bezoek onmogelijk maakten. Deze podcast is de registratie van ons interview over online reputatie en de toegevoegde waarde van dataportabiliteit. In deze blog deel ik mijn meest relevante bevindingen.

Weinig onderzoek naar portabiliteit

Er is weinig bekend over de invloed van zogenaamde ‘portabiliteit’ van reputatiedata. Het beetje onderzoek dat naar dit vraagstuk is gedaan, is uitgevoerd door Teubner. Hij is professor in ‘Trust in Digital Services’ bij de faculteit Economie en Management aan de Technische Universiteit in Berlijn.

Teubner onderzoekt hoe aanbieders op online marktplaatsen hun data kunnen meenemen naar andere platformen, om zo op diverse martplaatsen een vertrouwd profiel te creëren. Op dit moment zit de meeste reputatiedata (denk aan recensies, aantal succesvolle verkopen, levertijd) opgesloten in de platformen waar de data is ‘verdiend’.

Economische impact

Platformdeskundigen vermoeden dat het voor alle betrokken partijen (aanbieder, vrager en platform) beter zou zijn als deze data vrij tussen platformen kan stromen. Oftewel, als jij je eigen data kunt meenemen en inzetten op andere marktplaatsen.

Is dat ook zo? Teubner probeert in de toekomst te kijken en te testen of reputatieoverdraagbaarheid daadwerkelijk economische impact heeft. Als je jouw beoordelingen overdraagt naar een nieuwe platformcontext, hoe betrouwbaar komt dit dan over? In hoeverre accepteren potentiële gebruikers, gasten of kopers beoordelingen van een andere bron?

Deze vragen staan centraal in Teubners onderzoekspaper “Unlocking Online Reputation — On the Effectiveness of Cross-Platform Signaling in the Sharing Economy”. In het tweede paper “Bring your own stars – The economics of reputation portability” kijken hij en zijn medeonderzoekers naar de wisselwerking tussen bestaande en geïmporteerde recensies voor aanbieders op online marktplaatsen.

Geïmporteerde scores hebben effect

Uit beide onderzoeken blijkt dat de geïmporteerde reputatiescores een significant effect hebben op de betrouwbaarheid in de ogen van klanten. Simpel gezegd: als jij op het ene platform reviews laat zien die je op een andere online marktplaats hebt verdiend, kan dat jouw reputatie verbeteren, wat weer leidt tot meer transacties.

Maar de geïmporteerde scores behalen niet het niveau van vertrouwen van de scores die zijn behaald op het platform zelf. Klanten zien zogenaamde ‘on site’-reputatie dus als betrouwbaarder. Toch straalt een profiel met reputatiedata die van een ander platform komt, significant meer vertrouwen uit dan een profiel zonder recensies.

Kortom, de resultaten van de eerste onderzoeken duiden erop dat portabiliteit van reputatiedata bijdraagt aan het vertrouwen van verkopers in de aanbieder. En daarmee helpt het aanbieders dus om op nieuwe platformen sneller aan de slag kunnen.

Waar komt de focus op e-commerce vandaan?

Het valt me op dat Teubner en zijn collega’s voornamelijk onderzoek doen naar e-commerceplatformen. Ook start-ups die dienstverlening ontwikkelen rondom reputatiedata, richten zich meestal op online verkoopplatformen. Er zijn een aantal redenen voor die focus op e-commerce.

Ten eerste is e-commerce een grote markt die de komende jaren alleen maar zal groeien. We bestellen meer en vaker online, zeker in coronatijd. Er komen ook steeds meer aanbieders bij met dezelfde soort producten. En aangezien die verkopers zich niet kunnen onderscheiden met hun aanbod, zullen zij steeds meer differentiëren in prijs en… reputatie.

Sectoroverstijgend

Verder bestaat e-commerce in iedere sector, maar is de dienstverlening van de aanbieders universeel. Hierdoor is het eenvoudig om een rating van bijvoorbeeld boekenverkoop te koppelen aan een review van fietsbandenverkoop.

Bij platformen in de kluseconomie is dat lastiger. Dat jij een goede maaltijdkoerier via Deliveroo bent, zegt weinig over jouw kwaliteiten als barista via een platform als Temper. Oftewel: de ‘cross-platform reputatie-effecten’ zijn bij e-commerce veel universeler dan bij andere type platformen.

Eenvoudig te meten

Tot slot is reputatie binnen e-commerce redelijk eenvoudig te meten. De manier waarop verkopers beoordeeld worden, is vrijwel hetzelfde op alle marktplaatsen. De aanbieder heeft over het algemeen veel invloed op alle variabelen: het product, de communicatie, aftersales en transport.

Als je dit vergelijkt met platformdienstverlening, dan heeft de aanbieder veel minder controle. De maaltijdbezorger heeft bijvoorbeeld geen invloed op de kwaliteit van het eten dat hij bezorgt, het tijdstip waarop het restaurant de maaltijd klaar heeft en de drukte in het verkeer. En toch hebben al die variabelen invloed op de beoordeling van de koerier.

Foutje moet kunnen

Een paar slechte beoordelingen kunnen flinke impact hebben. Teubner spreekt in een van zijn papers over de ‘survivalship bias’. Aanbieders met slechte reviews zijn minder zichtbaar, krijgen minder klanten en verdwijnen na een tijdje van het platform.

Teubner: “Het valt me op dat ik vooral gebruikers met heel erg positieve reviews zie in mijn onderzoek. Het is niet zo dat middelmatige of slechte aanbieders niet bestaan, ze verdwijnen gewoon na een tijdje. Ze verlaten of verwijderen hun account, want ze komen niet af van die slechte beoordeling. Vaak beginnen ze dan maar opnieuw met bijvoorbeeld een andere naam of ander emailadres.”

Profielen met slechte beoordelingen verdwijnen van het platform om vervolgens met een schone lei opnieuw te beginnen. Bij kluseconomie platformen is dat waarschijnlijk lastiger, aangezien een profiel aan een fysieke identiteit is gekoppeld. Daarom zou het voor dit soort platformen een goed idee zijn om ‘een recht om vergeven te worden’ in te bouwen. Teubner is het hier mee eens: “Je zou bijvoorbeeld eens per kwartaal of half jaar een review kunnen verwijderen”, stelt hij voor. “Iedereen maakt weleens een foutje. Dat moet kunnen, ook op online platformen.” Bij platform Meeting Review wordt een score in vijf jaar afgeschreven, wat ook ruimte biedt om fouten te maken en te experimenteren.

Wat vervolgonderzoek ons moet leren

Ieder onderzoek roept weer nieuwe vragen op, zo ook dat van Teubner. Om meer inzicht te krijgen in de toegevoegde waarde van de portabiliteit van reputatiedata voor platformwerkers, is meer specifiek onderzoek nodig. Dit interview geeft in ieder geval belangrijke eerste inzichten om te ontdekken onder welke voorwaarden portabiliteit van reputatiedata van platformwerkers bijdraagt aan het empoweren van deze werker.

Is corona het kantelpunt naar een nieuw sociaal stelsel?

Het is een onwerkelijke tijd. Terwijl ik parttime thuiswerk met drie jonge kinderen, weet ik dat ik mijn ouders zeker een maand niet meer zal zien. In één week zag ik al 20 procent van mijn jaaromzet voor 2020 verdampen. Het coronavirus heeft mij en mijn omgeving op allerlei manieren in zijn greep. Ook ik vind het spannend en maak ik mij zorgen over wat komen gaat. Maar naast het leed, zie ik ook veel mooie dingen gebeuren. Dit zou wel eens een kantelpunt kunnen zijn naar een nieuw sociaal stelsel waarbij degenen die echt waarde toevoegen in de samenleving hiervoor beter worden beloond, de overheid weer een leidende rol gaat nemen en zekerheden weer collectief worden georganiseerd, ongeacht de vorm van het contract dat je hebt.

Verbonden, veerkrachtig en flexibel

De verbondenheid is groot. Initiatieven om elkaar te helpen en een hart onder de riem te steken, schieten als paddenstoelen uit de grond. Ik geniet van de veerkracht die ik binnen organisaties zie. Iedereen heeft een ‘wij regelen dit’-mentaliteit en neemt verantwoordelijkheid. Binnen no-time werken hele bedrijven thuis en werken teams autonoom aan oplossingen. Deze crisis leert ons dat managers de autonomie van het individu jarenlang hebben onderschat e onderdrukt. Ik vermoed dat organisaties veel kleiner en wendbaarder kunnen worden, wanneer wordt uitgegaan van de autonomie van het individu en dat de meeste mensen er het beste mee voor hebben.

Zelfs ons eigen kabinet en sociale partners, die normaal gesproken alles ontwijken wat met consensus te maken heeft, hebben in een paar dagen een indrukwekkend pakket noodmaatregelen uit de grond gestampt. Samen. Het is duidelijk: onder druk wordt alles vloeibaar.

Beroepsgroepen die écht belangrijk zijn

Tegelijkertijd legt deze crisis ook een aantal weeffouten in onze samenleving bloot. Weeffouten waar we ons al lang van bewust waren, maar we hadden de luxe om ze te negeren. Tot nu.

Deze crisis maakt duidelijk welke beroepen belangrijk zijn voor de continuïteit van onze samenleving. Welke beroepen er echt toe doen. Pijnlijk om te zien is dat dit niet de beroepen zijn die we waarderen met het meeste inkomen. Het zijn de onderbetaalde zorgmedewerkers, docenten, journalisten. De hulpverleners, gemeenteambtenaren, supermarktpersoneel en de logistieke medewerkers. De beroepsgroepen waar jarenlang op is bezuinigd die nu met een ongelofelijke toewijding ons land overeind houden. Zonder vragen.

Daadkracht van de overheid

Dan de rol van de overheid. In mijn beleving zitten we al jaren in een liberaal vacuüm. We zien bemoeienis van de overheid vooral als dooddoener voor innovatie en groei. De overheid moet faciliteren, laat het leiderschap nu maar over aan de markt. Of aan de polder.

Tot de coronacrisis begon en mensen hunkerden naar een daadkrachtig optreden van de overheid. Naar leiderschap. In eerste instantie bleef dat uit en nam het bedrijfsleven de leiding, maar deze week kwam een langverwacht kantelpunt. De overheid toont eindelijk weer leiderschap toonde en bood de duidelijkheid waar men op wachtte.

Steun voor iedereen

Met het noodpakket is een historische stap gezet, nu is het een kwestie van doorpakken. Voor iedereen zijn het onzekere tijden, maar het valt op dat jouw zekerheden en weerbaarheid sterk afhangen van de vorm van je contract. Werknemers in loondienst komen er over het algemeen beter vanaf dan flexwerkers en zelfstandigen.

Politiek en sociale partners praten al tijden over een basisvangnet voor alle werkenden en een herontwerp van ons sociale stelsel. Deze crisis lijkt het moment om de eigen kortetermijnbelangen opzij te zetten en aan de slag te gaan met een oplossing voor iedereen.

Nieuwe inkomensverdeling

Naast alle ellende en onzekerheid, zie ik kansen om nu eindelijk de problemen die jarenlang vooruit zijn geschoven aan te pakken. Laten we de dit moment gebruiken om opnieuw na te denken over inkomensverdeling. En ons af te vragen welk sociaal vangnet we nodig hebben voor alle werkenden in onze economie. Ik pleit voor een verplicht universeel collectief en sociaal vangnet voor alle werkenden, met toegang tot verzekeringen en pensioen.

Geef de overheid na tijden van gebrek aan leiderschap en visie weer een kans. Never waste a good crisis, zou ik zeggen. Dan kijken we over een paar jaar niet alleen terug op een crisis die ons land in de afgrond stortte, maar ook een crisis waar we als samenleving sterker uit zijn gekomen.